Jeremiah 6:28-30

28Zij zijn allen de afvalligsten der afvalligen, wandelende in achterklap; zij zijn koper en ijzer; zij zijn altemaal verdervers.
 afvalligen, Dat is, de snoodste afvalligen, die men zou kunnen vinden; vergelijk Gen 9:25 .
,
 achterklap; Lasterende mij, mijn woord, mijne profeten, u in het bijzonder, en ruien elkander door achterklap tegen u op. Zie van de manier van spreken Lev 19:16 .
,
 koper Dat is, hardnekkig, of van kleine waarde, daar zij als goud en zilver behoorden te zijn; vergelijk Eze 22:18 , enz.
,
 verdervers Verdervende zichzelven en anderen. Anders: verdorven [kinderen].
29De blaasbalg is verbrand, het lood is van het vuur verteerd; te vergeefs heeft de smelter zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken zijn.
 De blaasbalg De zin dezer woorden is dat al de arbeid, dien de goede profeten hebben aangewend om dit volk van het schuim der zonden te zuiveren, vergeefs geweest is. De gelijkenis is genomen van het reinigen der metalen.
,
 vlijtiglijk Hebreeuws, gesmolten, smeltende, om te louteren. Anders: tevergeefs heeft de smelter gesmolten.
,
 afgetrokken zijn Dat is, van het schuim hunner boosheid niet hebben kunnen afgescheiden worde. Anders: de boosheden, boze dingen; dat is, al het kwaad; gelijk het Hebreeuwse woord [dat anders doorgaans de kwade betekent] ook genomen wordt Psa 78:49 ; vergelijk onder Jer 15:19 , waar dezelfde gelijkenis gebruikt wordt, doch bij andere gelegenheid. Het zijn twee onderscheidene zaken, de bozen te zuiveren van hunne boosheid en de vromen te onderscheiden van de bozen.
30Men noemt ze een verworpen zilver; want de Heere heeft hen verworpen.
 Men noemt Hebreeuws, zij noemen ze, of hebben ze genoemd; dat is, men noemt ze, zij worden genoemd; gelijk elders dikwijls.
Copyright information for DutSVVA