Job 1:15-17

15Doch de Sabeërs deden een inval, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
  Sabeërs Hebreeuws, Scheba; dat is het heir der Sabeërs. Dezen waren de nakomelingen van Scheba, den zoon van Joksan, den zoon van Abraham uit Ketura, Gen 25:1-3 . Zij woonden in woest Arabië. Zie van hen Eze 27:23 . Deze Scheba is te onderscheiden van een anderen van dezen naam, welke was de zoon van Raema, de zoon van Cus, den zoon van Cham, den zoon van Noach, Gen 10:7 , wiens nakomelingen het Morenland bewoonden. Zie de aantekening op Gen 10:7 en op vs.28.
,
 deden Hebreeuws, Scheba viel.
,
  scherpte Hebreeuws, mond. Alzo in het volgende.
16Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
 Het vuur Gods Dit is, een groot, geweldig en verschrikkelijk vuur. Vergelijk de aantekening Gen 13:10 , of dat God van den hemel gezonden heeft, zo zij meenden.
,
 schapen Zie boven, vs.3.
17Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: De Chaldeen stelden drie hopen, en vielen op de kemelen aan, en namen ze, en sloegen de jongeren met de scherpte des zwaards; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
 hopen, Hebreeuws, hoofden; maar het Hebreeuwse woord betekent somtijds een schare of bende, of hoop volks, gelijk hier; Jdg 7:16 ; 1Sa 11:11 .
Copyright information for DutSVVA