Job 1:20

20Toen stond Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en viel op de aarde, en boog zich neder;
 scheurde Zie Gen 37:29 .
,
 mantel, Dit is een opperkleed geweest, hetwelk de voornaamsten onder het volk droegen.
,
 schoor zijn hoofd, Dat is, liet zijn hoofd scheren. Alzo Gen 41:14 ; 2Sa 14:26 , en zie Gen 40:22 . Het scheren nu was een teken van droefenis en rouw; Lev 21:5 ; Jer 41:5 , en Jer 48:37 ; Mic 1:16 . Anders heeft men zich ook laten scheren als men zijn lichaam reinigen wilde; hetwelk, naardien het tegen den tijd van vreugde placht te geschieden, zo is het ook een teken geweest van verkwikking en blijdschap, Gen 41:14 , en het nalaten daarvan een teken van ontsteltenis en droefheid; 2Sa 19:24 .
,
 boog zich neder; Het Hebreeuwse woord betekent zich nederbuigen, òf voor God om Hem godsdienstige eer te bewijzen; van welke betekenis, zie Gen 24:26 , òf voor de mensen om hun burgerlijke eer aan te doen; van welke betekenis, zie Gen 18:2 . De eerste heeft hier plaats, gelijk af te nemen is uit de volgende woorden, in welke hij God dankt voor al wat Hij hem toegezonden had.
Copyright information for DutSVVA