Job 18:4

4O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?
 zijn ziel Hij spreekt van God in den derden persoon, dien hij daarna in den tweeden persoon toespreekt. Zie gelijke verandering van persoon, boven, Job 12:4 , en Job 16:7 , en Job 30:19-20 ; Oba 1:3 . Hij wil zeggen, dat Job door ongeduldigheid zichzelven verzwakte, verdierf en vernielde.
,
 verwoest De zin is, dat God, om Jobs wil, de orde niet zou veranderen, die Hij altijd in zijn regering en oordelen gehouden had, straffende de bozen en zegenende de vromen, hetwelk niet meer ophouden kon, dan dat de wereld verlaten en de rotsen vervoerd zouden worden.
Copyright information for DutSVVA