Jonah 3:7

7En hij liet uitroepen, en men sprak te Nineve, uit bevel des konings en zijner groten, zeggende: Laat mens noch beest, rund noch schaap, iets smaken, laat ze niet weiden, noch water drinken.
 liet uitroepen Anders: riep [het volk] bijeen.
,
  sprak te Nineve Hebr. hij zeide; dat is men beval, gebood, gelijk elders. Zie Neh 13:9 , Neh 13:19 , en verg. Jon 2:10 . Of, hij [de koning] zeide, dat is liet zeggen, uit bevel van den koning; dat is, zijn bevel en zijner groten, gelijk volgt.
,
 bevel des konings Hebr. eigenlijk, smaak, dat is oordeel, goedvinden en vervolgens bevel. Zie van het Hebr. woord Job 12:20 . Alzo wordt dit woord in Ezra en Daniël dikwijls gebruikt.
,
 zijner groten De raadsheren, vorsten, voornaamsten in den staat. Zie 2Ki 10:6 , en 2Ki 25:9 ; Jer 5:5 , met de aantekening.
,
 noch beest, rund noch schaap Niet alsof de beesten een redelijke ziel en verstand van bekering hadden, maar omdat zij verscheidenlijk van de mensen worden misbruikt, en om der mensen zonde mede moeten lijden, zo heeft men door dit droevig schouwspel de ingezetenen te meer tot deernis en medelijden willen bewegen, enz. Verg., de aantekening. op Joe 2:16 .
Copyright information for DutSVVA