Joshua 10:12-13

12Toen sprak Jozua tot den Heere, ten dage als de Heere de Amorieten voor het aangezicht der kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gibeon, en gij, maan, in het dal van Ajalon!
 sprak Jozua Dat is, hij riep en bad den Heere aan.
,
 voor de ogen der Israëlieten Dat is, in de tegenwoordigheid.
,
 sta stil Hebreeuws, zwijg; gelijk 1Sa 14:9; Psa 4:5; Jon 1:12.
,
 Gibeon, Dat is, sta stil te dier plaats waar gij nu zijt, want Jozua was in dezen tijd te Gibeon, vs.10.
,
 het dal van Ajálon Deze plaats behoorde tot den stam van Zebulon, Jdg 12:12. Er was een ander Ajalon in den stam van Dan, Jos 19:42. De zin der woorden van Jozua is: Zon, ga ons niet onder terwijl wij in Gibeon strijden, en maan, breng ons den nacht niet aan. Zie vs.13. Anderen aldus: De zon sta stil, of, dat de zon stil sta.
13En de zon stond stil, en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden des hemels, en haastte niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.
 des oprechten? Of, des vromen of desgenen die recht is. Sommigen behouden het Hebreeuwse woord Jaschar in den tekst. Dit boek, gelijk meer andere historische boeken, van welke in de Heilige Schrift melding gemaakt wordt, zijn nu niet meer voorhanden. Zie Num 21:14.
Copyright information for DutSVVA