Leviticus 19:17

17Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen.
 broeder in uw hart niet haten; Dat is, uwen naaste. Zie Gen 19:7, en Gen 29:4, of, uw landsman. Zie Exo 2:11; 1Sa 30:23; Act 22:1, alwaar het woord broeder voor landslieden genomen wordt.
,
 naarstiglijk berispen, Hebreeuws, bestraffende bestraffen.
,
 de zonde in hem niet verdragen Anders, opdat gij de zonde voor hem, of, om zijnentwil niet draagt; dat is, de straf, die hij verdiend had, met hem niet draagt.
Copyright information for DutSVVA