Leviticus 20

1Verder sprak de Heere tot Mozes, zeggende: 2Gij zult ook tot de kinderen Israëls zeggen: Een ieder uit de kinderen Israëls, of uit de vreemdelingen, die in Israël als vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad den Molech gegeven zal hebben, zal zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen.
 Een ieder uit de kinderen Israëls, Hebreeuws, man man. Alzo onder, vs.9.
,
 den Molech gegeven zal hebben, Zie boven, Lev 18:21.
,
 zekerlijk gedood worden; Hebreeuws, stervende gedood worden; dat is, zonder enige verschoning. Alzo onder, vs.9-12, 15, enz.
3En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen, en Mijn heiligen Naam ontheiligen zou.
 Mijn aangezicht tegen Zie boven, Lev 17:10. Alzo onder, vs.5, enz.
,
 zal hem uit het midden Te weten, door een bijzondere straf, die Ik over hem ook in dit leven zal laten komen, zo hij van de overheid niet gestraft wordt. Alzo in het volgende.
,
 Molech gegeven, Boven, vs.2.
,
 Mijn heiligdom ontreinigen, Te weten, als hij daarin zou komen, zijnde met zulke gruwelijke zonden besmet. Vergelijk boven, Lev 15:31.
,
 Mijn heiligen Naam Hebreeuws, den naam mijner heiligheid. Zie boven, Lev 18:21.
4En indien het volk des lands hun ogen enigszins verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode;
 enigszins verbergen zal Hebreeuws, verbergende verborgen zal hebben, dat is, met opzet zulke misdaad ongemerkt zal hebben laten heengaan, zonder die te straffen.
5Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn huisgezin zetten, en Ik zal hem, en al degenen, die hem nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien.
 huisgezin zetten, Of, geslacht; dat is, kinderen en nakomelingen, die de voetstappen zijner afgoderij navolgen; gelijk uit de volgende woorden verstaan kan worden. Vergelijk Exo 20:5.
,
 nahoereren, Dat is, afgoderij bedrijven, wijkende van den Heere [die de rechte man zijns volks is; Hos 2:18-19; 2Co 11:2 ] , om de afgoden aan te hangen, hetwelk, wanneer dit geschiedt, God wordt gezegd jaloers te zijn; Exo 20:5; Deu 5:9. Zie boven, Lev 17:7.
6Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien.
 waarzeggers en tot de duivelskunstenaars Zie van deze boven, Lev 19:31.
7Daarom heiligt u, en weest heilig; want Ik ben de Heere, uw God!
 heiligt u, Zie boven, Lev 11:44.
8En onderhoudt Mijn inzettingen, en doet dezelve; Ik ben de Heere, die u heilige.
 heilige Te weten, overmits u af te zonderen van de wereld uit genade, door des Messias' verdiensten te rechtvaardigen en tot een heilig leven door mijnen Geest te vernieuwen. Alzo is dit woord ook te nemen Eze 37:28.
9Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem!
 iemand is, Hebreeuws, man man.
,
 zijn bloed Hebreeuws, zijne bloeden; dat is, hij is oorzaak, en heeft de schuld dat zijn bloed moet vergoten worden. Zie gelijke manier van spreken Jos 2:19; 2Sa 1:16; alzo ook in het volgende vs.11; idem Mat 27:25; Act 18:6.
,
 is op hem! Anders, zij op hem.
10Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster. 11En een man, die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen! 12Insgelijks, als de man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen!
 gruwelijke vermenging gedaan; Zie boven, Lev 18:23, mitsgaders de aantekeningen.
13Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!
 vrouwelijke bijligging, Zie boven, Lev 18:22.
,
 zij zullen zekerlijk gedood worden; Te weten, zij beiden, ten ware den enen geweld geschied ware. Zie Deu 22:25.
14En wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal hem, en diezelve met vuur verbranden, opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij.
 diezelve met vuur verbranden, Te weten, zo zij beiden wetenschap van zulk een gruwelijke daad hadden. Tenminste moesten den schuldigen sterven.
15Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden. 16Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!
 dat beest doden; Te weten, om de gedachtenis van zulke gruwelijke zonde weg te nemen, en tegen hare navolging bij alle mensen een afschrik te maken.
17En als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders, of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien, en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal zijn ongerechtigheid dragen.
 schandvlek; Het Hebreeuwse woord betekent gewoonlijk een goede daad, of weldadigheid, maar hier en Pro 14:34 gans het tegendeel; dat is, een kwade, schandelijke, ijslijke daad, waarmede een mens God ten hoogste vertoornt, zijn naasten ontsticht en zichzelven in schande brengt. Alzo is ook het woord zegenen voor het tegendeel genomen, dat is, vloeken; 1Ki 21:10.
,
 zijn ongerechtigheid dragen Alzo onder, vs.19,20. Zie boven, Lev 5:1.
18En als een man bij een vrouw, die haar krankheid heeft, zal gelegen en haar schaamte ontdekt, haar fontein ontbloot, en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden.
 zal gelegen en haar schaamte ontdekt, Namelijk, tevoren dat wel wetende. Vergelijk de aantekeningen op Lev 15:24.
19Daartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder, en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. 20Als ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven.
 moei zal gelegen hebben, Dat is, de huisvrouw zijns ooms, die door huwelijk hem een moei geworden is.
,
 zonder kinderen zullen zij sterven Dat is, [gelijk enigen uitleggen] men zal die doden, of, God zal hunne bijslaping vervloeken, dat er geen kinderen van zullen geworden of overblijven, zo zij van de overheid niet gestraft worden.
21En wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn.
 onreinigheid; Hebreeuws, afzondering; dat is, een zaak, die behoort uit het midden der mensen, vanwege haar onreinheid weggedaan en geweerd te worden. Het Hebreeuwse woord wordt ook gebruik van de onreinheid ener vrouw, die haar krankheid heeft, om welke zij van de gemeenschap der mensen moest afgezonderd zijn; boven, Lev 15:19-20, enz. Van de wet moest uitgenomen zijn de wet, verhaald Deu 25:5.
,
 zonder kinderen zijn Zie de aantekeningen op vs.20.
22Onderhoudt dan al Mijn inzettingen en al Mijn rechten, en doet dezelve; opdat u dat land, waarheen Ik u brenge, om daarin te wonen, niet uitspuwe.
 niet uitspuwe Zie boven, Lev 18:25.
23En wandelt niet in de inzettingen des volks, hetwelk Ik voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik op hen verdrietig geworden. 24En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land erfelijk bezitten, en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk bezit, een land vloeiende van melk en honig; Ik ben de Heere, uw God, Die u van de volken afgezonderd heb!
 vloeiende van melk en honig; Zie van deze manier van spreken Exo 3:8.
,
 afgezonderd heb! Te weten, opdat gij mijn volk en eigendom zoudt wezen, om Mij hier te kennen en te dienen, en hierna in eeuwigheid met Mij te leven. Zie onder, vs.26; Exo 19:5; Deu 14:4.
25Daarom zult gij onderscheid maken tussen reine en onreine beesten, en tussen het onreine en reine gevogelte; en gij zult uw zielen niet verfoeilijk maken aan de beesten en aan het gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt.
 uw zielen niet verfoeilijk maken Zie boven, Lev 11:43.
26En gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de Heere, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij Mijns zoudt zijn. 27Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden; men zal hen met stenen stenigen; hun bloed is op hen.
 waarzeggenden geest Zie boven, Lev 19:31, alsook in vs.6, waar verboden wordt den waarzeggers raad te vragen. Maar hier wordt straf gesteld tegen de waarzeggers en dergelijke duivelse kunstenaars zelven.
Copyright information for DutSVVA