Luke 21

1En opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen.
 schatkist werpen Zie van deze schatkist 2Ki 12:9 ; Mat 27:6 .
2En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningen daarin werpen.
 kleine penningen daarin werpen Of, kleintjes; zie van de waarde derzelve Mar 12:42 .
3En Hij zeide: Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen. 4Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, dien zij had, daarin geworpen.
 overvloed geworpen Of, overschot.
,
 tot de gaven Gods; Dat is, tot andere gaven, die Gode gegeven of toegeëigend en in de schatkist bewaard werden.
,
 van haar gebrek, Dat is, van hetgeen zij zelve gebrek of van node had om te leven.
,
 leeftocht, Grieks leven. Zie Mar 12:44 .
5En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij:
 begiftigingen versierd was, Dit waren eigenlijk zulke giften, die in den tempel Gode geheiligd en tot sieraad opgehangen waren. Zie dergelijke 2Ki 11:10 .
6Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen, in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken. 7En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden? 8En Hij zeide: Ziet, dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en de tijd is nabij gekomen, gaat dan hen niet na.
 onder Mijn Naam, Grieks in mijnen naam; dat is, mijnen naam zichzelven valselijk toeschrijvende.
,
 Ik ben de Christus ; Grieks Ik ben; namelijk de Christus, gelijk uitgedrukt staat Mat 24:5 .
9En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden; maar nog is terstond het einde niet.
 beroerten, Het Griekse woord betekent zulke beroerten of verwarringen, waardoor gans niets in zijn stand of plaats gelaten wordt.
,
 eerst geschieden; Namelijk eer de stad en tempel van Jeruzalem zullen verwoest worden.
10Toen zeide Hij tot hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk. 11En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentien; er zullen ook schrikkelijke dingen, en grote tekenen van den hemel geschieden.
 schrikkelijke dingen, Zie hiervan den Joodsen historieschrijver Josefus, van de Joodse oorlogen, lib.7. cap.12.
,
 geschieden Grieks zijn.
12Maar voor dit alles, zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders, om Mijns Naams wil.
 synagogen en gevangenissen; In welke de gelovigen ook gegeseld werden, gelijk te zien is Act 5:40 , en Act 22:19 , en Act 26:11 .
13En dit zal u overkomen tot een getuigenis.
 overkomen Grieks afkomen, afdalen; dat is, gedijen, strekken.
,
 getuigenis Namelijk zo van hunne wreedheid en hardnekkigheid, als van uwe standvastigheid in het belijden van mijnen naam en der waarheid mijner voorzeggingen.
14Neemt dan in uw harten voor, van te voren niet te overdenken, hoe gij u verantwoorden zult;
 Neemt dan in uw harten voor, Grieks stelt, of zet dan in uwe harten.
15Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken, noch wederstaan allen, die zich tegen u zetten.
 mond en wijsheid geven, Dat is, bekwaamheid en vrijmoedigheid in het spreken door mijnen Geest. Zie Mar 13:11 .
16En gij zult overgeleverd worden ook van ouders, en broeders, en magen, en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden.
 overgeleverd worden Of, verraden worden.
17En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil.
 van allen gehaat worden Namelijk wereldse mensen. Zie Joh 15:18 .
18Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan.
 haar uit uw hoofd zal verloren gaan Dat is, niemand zal u in het minste beschadigen kunnen zonder den wil uws hemelsen Vaders. Gelijke manier van spreken zie 1Sa 14:45 ; 1Ki 1:52 .
19Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. 20Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen is. 21Alsdan die in Judea zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daaruit trekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen.
 dat zij in dezelve niet komen Namelijk in de stad Jeruzalem.
22Want deze zijn dagen der wraak, opdat alles vervuld worde, dat geschreven is.
 wraak, Namelijk Gods, over de hardnekkigheid des Joodsen volks.
23Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk.
 wee den bevruchten Dit woord gebruikt Christus niet dreigende, gelijk Hij doet tegen de Farizeën, Luk 11:42 , enz., maar hen beklagende vanwege de zwarigheden, die alsdan zouden overkomen.
,
 het land, Grieks op de aarde.
24En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn.
 scherpte des zwaards, Grieks den mond.
,
 totdat de tijden der heidenen Namelijk bestemd tot de roeping der heidenen, Rom 11:25 , na welker vervulling die dingen geschieden zullen, die hierna volgen, of bestemd tot straf en wraak over de heidenen, wanneer de maat hunner zonden zal vervuld zijn.
25En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven;
 groot geluid zullen geven; Grieks weerklank.
26En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
 het hart zal bezwijken Of, de mensen den geest zullen geven, of mismoedig zullen worden.
,
 het aardrijk zullen overkomen; Grieks de bewoonde; namelijk aarde.
,
 bewogen worden Namelijk op en neder, gelijk de baren van de zee. Zie Mat 24:29 .
27En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk, met grote kracht en heerlijkheid.
 grote kracht Grieks vele.
,
 heerlijkheid Namelijk in zijn hemelse majesteit, en vergezeld van de heilige engelen, Mat 25:31 .
28Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.
 ziet omhoog, Of, richt u op; namelijk van vreugde en verlangen, Mat 24:33 .
,
 uw verlossing nabij is Namelijk uw volkomen verlossing van alle kwaad, Rom 8:23 .
29En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgeboom, en al de bomen. 30Wanneer zij nu uitspruiten, en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu nabij is. 31Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet, dat het Koninkrijk Gods nabij is.
 Koninkrijk Gods nabij is Namelijk der heerlijkheid. Zie 1Co 15:24 ; 2Ti 4:18 .
32Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn.
 geslacht geenszins zal voorbijgaan, Namelijk van het Joodse volk.
33De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
 voorbijgaan, Zie hiervan 2Pe 3:10 .
34En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens over kome.
 zorgvuldigheden dezes levens, Namelijk al te grote of onmatige, die de mensen verhindert op de toekomst van Christus te wachten.
35Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen, die op den gansen aardbodem gezeten zijn.
 op den gansen aardbodem gezeten zijn Grieks op het aangezicht der ganse aarde.
36Waakt dan te aller tijd, biddende, dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen.
 al deze dingen, Dat is, al deze straffen en ellenden.
,
 staan voor den Zoon des mensen Dat is, bestaan, en met vrijmoedigheid voor Hem verschijnen.
37Des daags nu was Hij lerende in den tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijf berg. 38En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel, om Hem te horen.
Copyright information for DutSVVA