Luke 4

1En Jezus, vol des Heiligen Geestes, keerde wederom van de Jordaan, en werd door den Geest geleid in de woestijn;
 door den Geest geleid in de woestijn; Grieks in den Geest; namelijk van welken hij tevoren gesproken had.
2En werd veertig dagen verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen, en als dezelve geëindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste.
 veertig dagen verzocht van den duivel; Doch voornamelijk op het einde, wanneer Hem de Satan op het allerheftigst verzocht heeft, gelijk blijkt uit Mat 4:2 .
,
 at gans niet in die dagen, Van dit vasten van Christus, mitsgaders van deze verzoekingen, zie de verklaring Mat 4 .
3En de duivel zeide tot Hem: Indiën Gij Gods Zoon zijt, zeg tot dezen steen, dat hij brood worde. 4En Jezus antwoordde hem, zeggende: Er is geschreven, dat de mens bij brood alleen niet zal leven, maar bij alle woord Gods. 5En als Hem de duivel geleid had op een hogen berg, toonde hij Hem al de koninkrijken der wereld, in een ogenblik tijds.
 En als Hem de duivel geleid had op een hogen berg, Mattheüs verhaalt dit voor de derde verzoeking, Mat 4:8 , waaruit blijkt dat de Evangelisten zich zozeer niet binden aan de orde als aan de zaak zelve.
,
 ogenblik tijds Grieks stipje, of puntje des tijds.
6En de duivel zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht, en de heerlijkheid derzelver koninkrijken geven; want zij is mij overgegeven, en ik geef ze, wien ik ook wil;
 want zij is mij overgegeven, Hoewel de duivel tegen de waarheid zichzelven dit toeschrijft, als zijnde een leugenaar, Joh 8:44 , nochtans misbruikt hij dikwijls, door Gods toelating en rechtvaardig oordeel tegen de zonden der mensen, de eer en de rijkdommen der wereld, om de mensen te verleiden, zichzelven gedragende als een overste en god dezer wereld; Joh 12:31 ; Eph 6:12 ; 2Co 4:4 .
7Indiën Gij dan mij zult aanbidden, zo zal het alles Uw zijn.
 aanbidden, zo zal het alles Uw zijn Of, voor mij nedervallen; namelijk om mij aan te bidden.
8En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Ga weg van Mij, satan, want er is geschreven: Gij zult den Heere, uw God, aanbidden, en Hem alleen dienen.
 Ga weg van Mij, satan, Grieks ga weg achter mij.
9En hij leidde Hem naar Jeruzalem, en stelde Hem op de tinne des tempels, en zeide tot Hem: Indiën Gij de Zoon Gods zijt, werp Uzelven van hier nederwaarts; 10Want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, dat zij U bewaren zullen; 11En dat zij U op de handen nemen zullen, opdat Gij Uw voet niet te eniger tijd aan een steen stoot. 12En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. 13En als de duivel alle verzoeking voleindigd had, week hij van Hem voor een tijd.
 voor een tijd Want het blijkt dat hij tegen den tijd van zijn lijden Hem wederom heftiglijk aangevallen heeft; Joh 14:30 .
14En Jezus keerde wederom, door de kracht des Geestes, naar Galilea; en het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende land.
 door de kracht des Geestes, Grieks in de kracht.
15En Hij leerde in hun synagogen, en werd van allen geprezen.
 geprezen Grieks verheerlijkt.
16En Hij kwam te Nazareth, daar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen.
 des sabbats in de synagoge; Grieks der sabbaten.
17En Hem werd gegeven het boek van den profeet Jesaja; en als Hij het boek opengedaan had, vond Hij de plaats, daar geschreven was:
  gegeven het boek van den profeet Jesája; Dat is, gelangd, of toegereikt. Zie Act 13:15 .
,
 opengedaan had, Grieks ontvouwd, of ontrold had; gelijk veeltijds de boeken in oude tijden op perkamenten of papieren rollen geschreven werden, Psa 40:8 ; Heb 10:7 ; Rev 6:14 .
,
 de plaats, daar geschreven was; Hier schijnt Christus twee plaatsen uit Jesaja tezamen gevoegd te hebben; want sommige van deze woorden staan Isa 61:1 , en sommige Isa 42:7 .
18De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden, om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen, die gebroken zijn van hart; 19Om den gevangenen te prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen heen te zenden in vrijheid; om te prediken het aangename jaar des Heeren.
 het gezicht, Grieks het verkrijgen des gezichts.
,
 de verslagenen heen te zenden Of verwondden.
,
 in vrijheid; Grieks in loslating.
,
 het aangename jaar des Heeren Zo wordt de tijd van de toekomst van den Messias en der predikatie van het Evangelie genaamd, omdat het aangename jubeljaar daarvan een voorbeeld is geweest, op welke alle goederen, die vervreemd waren, tot hun eersten eigenaar kwamen, en alle dienstknechten uit de Israëlieten in vrijheid gesteld werden, Lev 25:8 , enz.
20En als Hij het boek toegedaan en den dienaar wedergegeven had, zat Hij neder; en de ogen van allen in de synagoge waren op Hem geslagen.
 den dienaar wedergegeven had, Namelijk van den overste der synagoge.
21En Hij begon tot hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld.
 Heden is deze Schrift in uw oren vervuld Dat is, gij hoort nu met uwe oren dat heden geschiedt hetgeen in deze profetie tevoren gezegd is.
22En zij gaven Hem allen getuigenis, en verwonderden zich over de aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen ; en zeiden: Is deze niet de Zoon van Jozef?
 getuigenis, Namelijk dat Hij een voortreffelijk leraar was. Zie Mar 6:2 .
,
 over de aangename woorden, Grieks over de woorden der genade, of aangenaamheid. Zie Psa 45:3 ; Joh 1:14 .
23En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit spreekwoord zeggen: Medicijnmeester! genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum geschied is, doe dat ook hier in Uw vaderland.
 dit spreekwoord zeggen Grieks deze parabel.
,
  Kapernaüm geschied is, Waar Christus zijne woonplaats vóór dezen genomen had, en vele wonderen gedaan, Mat 4:13 , en Mat 11:23 .
24En Hij zeide: Voorwaar Ik zeg u, dat geen profeet aangenaam is in zijn vaderland.
 profeet aangenaam is in zijn vaderland Dat is, leraar van het Woord Gods.
25Maar Ik zeg u in der waarheid: Er waren vele weduwen in Israël in de dagen van Elias, toen de hemel drie jaren en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood werd over het gehele land.
 gesloten was, Dat is, zonder regenen, 1Ki 17:1 , 1Ki 17:7 .
26En tot geen van haar werd Elias gezonden, dan naar Sarepta Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was.
 Sidonis, tot een vrouw, die weduwe was Dat is, liggende onder het gebied der stad Sidon.
27En er waren vele melaatsen in Israël, ten tijde van den profeet Elisa; en geen van hen werd gereinigd, dan Naäman, de Syriër.
  ten tijde van den profeet Elisa; Of, onder den profeet Eliza.
28En zij werden allen in de synagoge met toorn vervuld, als zij dit hoorden. 29En opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en leidden Hem op den top des bergs, op denwelken hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte af te werpen. 30Maar Hij, door het midden van hen doorgegaan zijnde, ging weg.
 doorgegaan zijnde, ging weg Namelijk hunne ogen door Zijn goddelijke kracht houdende, dat zij Hem niet zagen, of hen wederhoudende, alzo Zijne ure nog niet gekomen was, Joh 7:30 .
31En Hij kwam af te Kapernaum, een stad van Galilea, en leerde hen op de sabbatdagen. 32En zij versloegen zich over Zijn leer, want Zijn woord was met macht.
 met macht Of, in macht; dat is, van groot aanzien en kracht, Mat 7:29 .
33En in de synagoge was een mens, hebbende een geest eens onreinen duivels; en hij riep uit met grote stemme,
 eens onreinen duivels; Dat is, die een onreine duivel was.
34Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus Nazarener? Zijt Gij gekomen, om ons te verderven? Ik ken U, wie Gij zijt, namelijk de Heilige Gods.
 de Heilige Gods Dat is, die Zaligmaker, die daartoe van God geheiligd of afgezonderd is, Joh 10:36 .
35En Jezus bestrafte hem, zeggende: Zwijg stil, en ga van hem uit. En de duivel, hem in het midden geworpen hebbende, voer van hem uit, zonder hem iets te beschadigen.
 Zwijg stil, Grieks word gemuilband. Zie de aantekeningen Mar 1:25 .
,
 te beschadigen Of, te kwetsen.
36En er kwam een verbaasdheid over allen; en zij spraken samen tot elkander, zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met macht en kracht den onreinen geesten gebiedt, en zij varen uit? 37En het gerucht van Hem ging uit in alle plaatsen des omliggenden lands. 38En Jezus, opgestaan zijnde uit de synagoge, ging in het huis van Simon; en Simons vrouws moeder was met een grote koorts bevangen, en zij baden Hem voor haar.
 Simon; Namelijk Petrus. Zie Mat 8:14 .
39En staande boven haar, bestrafte Hij de koorts, en de koorts verliet haar; en zij van stonde aan opstaande, diende henlieden.
 boven haar, OF, over haar; namelijk met zijn hoofd over haar buigende, om haar aan te spreken.
40En als de zon onderging, brachten allen, die kranken hadden, met verscheidene ziekten bevangen, die tot Hem, en Hij leide een iegelijk van hen de handen op, en genas dezelve.
 als de zon onderging, Dat is, als de sabbat over was. Zie Mar 1:32 .
41En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende en zeggende: Gij zijt de Christus, de Zone Gods! En hen bestraffende, liet Hij die niet spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.
 spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was Of, zeggen dat zij wisten dat Hij die Christus was. De reden hiervan zie Mar 1:25 .
42En als het dag werd, ging Hij uit, en trok naar een woeste plaats; en de scharen zochten Hem, en kwamen tot bij Hem, en hielden Hem op, dat Hij van hen niet zou weggaan.
 een woeste plaats; Dat is, een eenzame plaats, om alleen te zijn.
43Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook anderen steden het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezonden.
 het Evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen; Grieks het koninkrijk Gods evangeliseren.
,
 uitgezonden Namelijk van God den Vader.
44En Hij predikte in de synagogen van Galilea.
Copyright information for DutSVVA