Mark 15

1En terstond, des morgens vroeg, hielden de overpriesters te zamen raad, met de ouderlingen en Schriftgeleerden, en den gehelen raad, en Jezus gebonden hebbende, brachten zij Hem heen, en gaven Hem aan Pilatus over.
 gaven Hem aan Pilatus over De oorzaak waarom zij Hem Pilatus overleverden, zie Mat 27:2 .
2En Pilatus vraagde Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? En Hij antwoordende, zeide tot hem: Gij zegt het.
 Gij zegt het Van deze wijze van spreken zie de aantekeningen Mat 26:25 .
3En de overpriesters beschuldigden Hem van vele zaken; maar Hij antwoordde niets. 4En Pilatus vraagde Hem wederom, zeggende: Antwoordt Gij niet? Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen! 5En Jezus heeft niet meer geantwoord, zodat Pilatus zich verwonderde.
 niet meer geantwoord, Grieks, niet meer iets; de reden van dit zwijgen zie Mat 27:14 .
6En op het feest liet hij hun een gevangene los, wien zij ook begeerden.
 op het feest Of, op elk feest; namelijk van pasen; zie Joh 18:39 .
7En er was een, genaamd Bar-abbas, gevangen met andere medeoproermakers, die in het oproer een doodslag gedaan had. 8En de schare riep uit, en begon te begeren, dat hij deed, gelijk hij hun altijd gedaan had.
 gelijk hij hun altijd gedaan had Namelijk dat hij hun een gevangene losliet.
9En Pilatus antwoordde hun, zeggende: Wilt gij, dat ik u den Koning der Joden loslate? 10( Want hij wist, dat de overpriesters Hem door nijd overgeleverd hadden.) 11Maar de overpriesters bewogen de schare, dat hij hun liever Bar-abbas zou loslaten. 12En Pilatus, antwoordende, zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik met Hem doen zal, Dien gij een Koning der Joden noemt? 13En zij riepen wederom: Kruis Hem. 14Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer: Kruis Hem! 15Pilatus nu, willende der schare genoeg doen, heeft hun Bar-abbas losgelaten, en gaf Jezus over, als hij Hem gegeseld had, om gekruist te worden.
 gaf Jezus over, Namelijk aan den hoofdman en de krijgsknechten.
16En de krijgsknechten leidden Hem binnen in de zaal, welke is het rechthuis, en riepen de ganse bende samen;
 het rechthuis, Grieks, Praitorion; waarmede uitgedrukt wordt het Latijnse woord Praetorium, hetwelk betekent de plaats waar de Romeinse stadhouders woonden en hun vierschaar hielden.
17En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon gevlochten hebbende, zetten Hem die op;
 deden Hem een purperen mantel aan, Grieks, bekleedden Hem met purper; dat is met een purperen mantel. Zie hiervan breder de aantekeningen Mat 27:28 .
18En begonnen Hem te groeten, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! 19En sloegen Zijn hoofd met een rietstok, en bespogen Hem, en vallende op de knieën, aanbaden Hem.
 aanbaden Hem Spottenderwijze Hem erende, gelijk de heidenen met ernst hunne koningen plachten te eren.
20En als zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen. 21En zij dwongen een Simon van Cyrene, die daar voorbijging, komende van den akker, den vader van Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg.
 Alexander en Rufus, De namen van deze worden hier uitgedrukt, omdat zij daarna in de kerk Gods vermaarde lieden zijn geweest, van wie ook schijnt gewag gemaakt te worden Rom 16:13 .
,
 Zijn kruis droeg Namelijk van Christus; de oorzaak zie op de aantekeningen Mat 27:32 .
22En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats.
 Hoofdschedelplaats Zie Mat 27:33 .
23En zij gaven Hem gemirreden wijn te drinken; maar Hij nam dien niet.
 gemirreden wijn te drinken; Hiervan zie Mat 27:34 .
24En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. 25En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.
 de derde ure, Deze uren moeten naar der Joden wijze gerekend worden, van den opgang der zon tot den ondergang; zie Mat 20:3 , en Joh 11:9 . En alzo pasen toen kwam omtrent den tijd dat de dagen en nachten even lang zijn, zo komt de derde ure overeen met ons negende, de zesde met ons twaalfde, en de negende met ons derde na den middag. Johannes zegt, Joh 19:14 , dat het was omtrent de zesde ure toen hij Hem voorbracht. Hoe dit overeenkomt zie de aantekeningen Joh 19:14 .
26En het opschrift Zijner beschuldiging was boven Hem geschreven: DE KONING DER JODEN. 27En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter-, en een aan Zijn linker zijde.
 moordenaars, Of, straatschenders.
28En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend. 29En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha! Gij, die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, 30Behoud Uzelven, en kom af van het kruis. 31En insgelijks ook de overpriesters, met de Schriftgeleerden, zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen.
 Zichzelven kan Hij niet verlossen Anders, kan Hij zichzelven niet behouden?
32De Christus, de Koning Israëls, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.
 die met Hem gekruist waren, Namelijk een van dezen. Zie Mat 27:44 , en Luk 23:39 .
33En als de zesde ure gekomen was, werd er duisternis over de gehele aarde, tot de negende ure toe.
 duisternis over de gehele aarde, Van deze duisternis, zie Mat 27:45 , gelijk ook van al het volgende.
34En ter negender ure, riep Jezus met een grote stem, zeggende: ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI, hetwelk is, overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten? 35En sommigen van die daarbij stonden, dit horende, zeiden: Ziet, Hij roept Elias. 36En er liep een, en vulde een spons met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf Hem te drinken, zeggende: Houdt stil, laat ons zien, of Elias komt, om Hem af te nemen.
 stak ze op een rietstok, Of, legde ze om.
37En Jezus, een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest. 38En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden.
  het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, Zie hiervan Mat 27:51 .
39En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon!
 alzo roepende den geest gegeven had, Namelijk met zulk een sterke stem, Heb 5:7 , en dat Hij daarop zo terstond gestorven was, en daarbij ziende de wonderen, die daarop geschiedden, gelijk verhaald wordt, Mat 27:54 .
40En er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, en van Joses, en Salome;
 Maria, de moeder van Jakobus, De huisvrouw van Alfeus; zie Mat 10:3 , en Mat 27:56 .
,
 den kleine, Dat is, van den jongere, die alzo toegenaamd werd tot onderscheiding van een anderen Jakobus, die Zebedeus zoon was; of van zijn oom, den broeder van Alfeus, gelijk sommigen menen.
,
  Salóme; Deze is geweest de huisvrouw van Zebedeus, gelijk blijkt uit deze plaats, vergelijk met Mat 27:56 .
41Welke ook, toen Hij in Galilea was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren. 42En als het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, welke is de voorsabbat;
 avond was geworden, Namelijk op den dag vóór den sabbat.
,
 de voorbereiding was, Namelijk van het pascha, hetwelk de Joden voor ditmaal hadden uitgesteld tot op den sabbat. De redenen hiervan worden verhaald in de aantekeningen Mat 26:20 .
43Kwam Jozef, die van Arimathea was, een eerlijk raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods was verwachtende, en zich verstoutende, ging hij in tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus.
 het Koninkrijk Gods was verwachtende, Namelijk dat door den Messias zou opgericht worden, Luk 2:25 , Luk 2:38 .
44En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was.
 Hij alrede gestorven was; Grieks, of, indien.
45En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam. 46En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en leide Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs.
 uit een steenrots gehouwen was; Dat is, uitgehouwen in ene steenrots, gelijk staat Mat 27:60 .
47En Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd.
  Maria Magdalena, Zie Mar 5:20 .
Copyright information for DutSVVA