Matthew 11

1En het is geschied, toen Jezus geëindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen te geven, dat Hij van daar voortging, om te leren en te prediken in hun steden.
 bevelen te geven, Namelijk die in het voorgaande Mat 10 verhaald staan.
,
 hunne steden Namelijk van Galilea, vanwaar zijn discipelen waren. Zie Act 2:7 .
2En Johannes, in de gevangenis gehoord hebbende de werken van Christus, zond twee van zijn discipelen;
 gevangenis gehoord hebbende Zie van de oorzaak en het einde dezer gevangenneming van Johannes den Doper, Mat 14 , en Mar 6 .
,
 de werken van Christus, Dat is, wondertekenen of mirakelen.
3En zeide tot hem: Zijt Gij Degene, Die komen zou, of verwachten wij een anderen?
 zeide tot Hem Dat is, liet Hem zeggen.
,
 die komen zou, Dat is, de Messias door de profeten beloofd. Dit doet Johannes vragen, niet omdat hij zelf daaraan twijfelde; want hij had lang tevoren zulks openlijk betuigd, Joh 1:29 ; maar om uit het antwoord van Christus oorzaak te nemen om zijne discipelen, die daaraan nog enigszins twijfelden, hiervan daarna breder te onderrichten.
4En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: 5De blinden worden ziende, en de kreupelen wandelen; de melaatsen worden gereinigd, en de doven horen; de doden worden opgewekt, en den armen wordt het Evangelie verkondigd.
 blinden worden ziende, Deze dingen waren voorzegd, dat zij door den Messias zouden gedaan worden. Zie Isa 35:5 .
,
 armen wordt het Evangelie verkondigd Namelijk zo van staat als van geest, Mat 5:3 , gelijk het ook wordt genomen Isa 61:1 , waarop Christus hier ziet.
6En zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden.
  geërgerd worden Dat is, uit mijn geringen staat of leringen geen aanstoot neemt om in mij niet te geloven. Zie Mar 6:3 ; Joh 6:41 , Joh 6:52 , Joh 6:66 .
7Als nu dezen heengingen, heeft Jezus tot de scharen begonnen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de woestijn te aanschouwen? Een riet, dat van den wind ginds en weder bewogen wordt?
 riet, Dat is, een ongestadig leraar, die met allerlei winden der leringen gedreven wordt, Eph 4:14 .
8Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte klederen dragen, zijn in der koningen huizen.
 zachte klederen bekleed? Dat is, kostelijke en sierlijke.
9Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, ook veel meer dan een profeet. 10Want deze is het, van dewelken geschreven staat: Ziet, Ik zende Mijn engel voor Uw aangezicht, die Uw weg bereiden zal voor U heen.
 engel Dat is, gezant of zendbode.
,
 voor u heen Bij den profeet Mal 3:1 staat: voor mij: omdat Christus daar zelf spreekt; en hier voert Christus den Vader sprekende in tot zijnen Zoon, alzo Johannes zowel van den Vader als van den Zoon gezonden is; Joh 1:6 ; Luk 3:2 .
11Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.
 opgestaan Grieks, verwekt; of een meerder.
,
 de minste is Grieks, de mindere; namelijk onder de leraars des Evangelies, overmits dezen Christus nog klaarder aanwijzen, als nu alles tot onze zaligheid nodig volkomenlijk volbracht hebbende, en dat niet alleen aan de Joden, maar ook aan de heidenen verkondigen.
12En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan , en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
 geweld aangedaan, Dat is, wordt met grote menigte en ijver aangenomen.
,
 geweldigers nemen het met geweld Dat is, die met groten ernst en ijver naar de zaligheid trachten, als die met geweld iets tot zich willen trekken; Phi 3:8 , Phi 3:12 .
13Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.
 geprofeteerd Dat is, hebben de kosmt van den Messias voorzegd en afgebeeld, dien Johannes heeft aangewezen, als nu tegenwoordig en gekomen zijnde.
14En zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou.
  Elias, Niet Elia de Thisbiet in zijn persoon, Joh 1:21 , maar die in den geest en de kracht van Elia komen zou; Luk 1:17 .
15Wie oren heeft om te horen, die hore.
 Wie oren heeft om te horen, Dat is, die van God den Geest des verstands ontvangen heeft, lette hierop met aandacht; 2Co 3:5 .
16Doch waarbij zal Ik dit geslacht vergelijken? Het is gelijk aan de kinderkens, die op de markten zitten, en hun gezellen toeroepen.
 vergelijken? Met deze gelijkenis leert Christus dat Hij op alle manieren, zo zacht als hard, gezocht heeft hen tot bekering te brengen.
17En zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, en gij hebt niet geweend.
 geweend Grieks, niet op de borst geslagen; dat is geen teken van droefheid getoond.
18Want Johannes is gekomen, noch etende, noch drinkende, en zij zeggen: Hij heeft den duivel.
 noch etende noch drinkende, Namelijk naar de gewone wijze van andere mensen.
19De Zoon des mensen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen: Ziet daar, een Mens, Die een vraat en wijnzuiper is, een Vriend van tollenaren en zondaren. Doch de Wijsheid is gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen.
 gerechtvaardigd geworden Dat is, Christus die de wijsheid des Vaders genoemd wordt, Pro 8:12 , enz.; 1Co 1:24 ; of, zijne leer is voor goed en recht bekend en ontvangen geweest van haar oprechte discipelen.
20Toen begon Hij de steden, in dewelke Zijn krachten meest geschied waren, te verwijten, omdat zij zich niet bekeerd hadden.
 verwijten Dat is, tot hunne schande te bestraffen en het met wee te bedreigen.
21Wee u, Chorazin! wee u Bethsaida! want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben.
 Tyrus en Sidon Dit waren twee steden der heidenen aan de Middellandse zee in Fenicië gelegen, die eertijds in grote weelde, pracht en dartelheid leefden. Zie Isa 23 , en Eze 26 , en Eze 27 .
,
 eertijds Namelijk toen zij nog in hun bloeienden staat en weelde waren, eer zij door Alexander den Grote met geweld ingenomen en verwoest waren.
,
 zak en as Met zulke tekenen werd eertijds de boetvaardigheid betoond. Zie Isa 58:5 ; Dan 9:3 ; Jon 3:6 ; Lam 2:10 .
22Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in den dag des oordeels, dan ulieden. 23En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn.
 verhoogd, Zo door uwe welvaart als door de bijwoning, leer en wonderen van Christus.
24Doch Ik zeg u, dat het den lande van Sodom verdragelijker zal zijn in den dag des oordeels, dan u. 25In dienzelfden tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard.
 antwoordde Jezus Dit schijnt te zien op het verhaal, hetwelk Hem de zeventig discipelen hadden gedaan, van de uitkomst van hunne reis, gelijk af te leiden is uit Luk 10:17 .
,
 dank U, Grieks, belijde; dat is, dank of prijs.
,
 de wijzen en verstandigen verborgen hebt, Namelijk naar het vlees, of van deze wereld. Zie 1Co 1:20 , 1Co 1:26 .
,
 den kinderkens geopenbaard Dat is, die kinderen in het verstand zijn, of die klein geacht worden. Zie 1Co 1:27 , en 1Co 14:20 .
26Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U.
 het welbehagen voor U Dat is, uw welbehagen; van welk welbehagen, zie Luk 2:14 , en Luk 2:32 ; Eph 1:5 .
27Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren.
 openbaren Namelijk door zijn Woord en Geest; 1Co 2:11-12 .
28Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.
 die vermoeid Of, tot vermoeidheid arbeidt.
,
 belast zijt, Namelijk met den last der zonden, of ook der wet en der menselijke inzettingen.
29Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen.
 juk op u, Dat is, mijne leer, bestaande zo in geboden als in beloften.
30Want Mijn juk is zacht, en Mijn last is licht.
 zacht, Dat is, gemakkelijk of wel om te dragen.
,
 is licht Wordt alzo genaamd, omdat Christus die door zijn verdiensten en door de kracht zijns Geestes licht maakt. Zie Rom 8:26 , en 1Jo 5:3-4 ; hetwelk gesteld wordt tegen het ondragelijk juk der wet, Act 15:10 , en der menselijke inzettingen; Mat 23:4 .
Copyright information for DutSVVA