Matthew 12

1In dien tijd ging Jezus, op een sabbatdag, door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger, en begonnen aren te plukken, en te eten.
 sabbatdag Grieks, sabbaten.
2En de Farizeën, dat ziende, zeiden tot Hem: Zie, Uw discipelen doen, wat niet geoorloofd is te doen op den sabbat.
 den sabbat De Farizeën bestraften de discipelen van Christus, niet omdat zij uit eens anders gezaaide aren plukten, want het was door de wet geoorloofd, Deu 23:25 , maar dat zij zulks deden op den sabbat.
3Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die met hem waren? 4Hoe hij gegaan is in het huis Gods, en de toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun, die met hem waren, maar den priesteren alleen.
 het huis Gods Dat is, de tabernakel, die toen ter tijd te Nob was. Zie 1Sa 21:6 .
,
 toonbroden gegeten heeft, Grieks, broden der voorlegging; Hebr. des aangezichts, namelijk des Heeren. Wat dit voor broden geweest zijn en wat men er mee deed, zie Lev 24:5 , enz.
5Of hebt gij niet gelezen in de wet, dat de priesters den sabbat ontheiligen in den tempel, op de sabbatdagen, en nochtans onschuldig zijn?
 ontheiligen in den tempel Dat is, zulke werken doen, die den sabbat ontheiligen zouden, indien God die tot zijn dienst niet bevolen had.
,
 onschuldig zijn? Dat is, daaraan niet misdoen.
6En Ik zeg u, dat Een, meerder dan de tempel, hier is.
 meerder dan de tempel, Want Christus was de Heere des tempels, en de zaak zelve door den tempel afgebeeld en betekend; Mal 3:1 ; Joh 2:19 .
7Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid en niet offerande, gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.
 niet offerande, Zie hiervoor Mat 9:13 en Mat 23:23 .
8Want de Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat.
 Heere ook van den sabbat Dat is, heeft macht om orde te stellen over de werken van den sabbat.
9En van daar voortgaande, kwam Hij in hun synagoge. 10En ziet, er was een mens, die een dorre hand had, en zij vraagden Hem, zeggende: Is het ook geoorloofd op de sabbatdagen te genezen? ( opdat zij Hem mochten beschuldigen). 11En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder u, die een schaap heeft, en zo datzelve op een sabbatdag in een gracht valt, die hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen? 12Hoe veel gaat nu een mens een schaap te boven? Zo is het dan op de sabbatdagen geoorloofd wel te doen.
 gaat nu een mens een schaap teboven? Grieks, verschilt van een schaap.
,
  wel te doen Dat is, werken der liefde te oefenen.
13Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk de andere. 14En de Farizeën, uitgegaan zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten.
 doden mochten Grieks, verderven, of vernielen.
15Maar Jezus, dat wetende, vertrok van daar, en vele scharen volgden Hem, en Hij genas ze allen. 16En Hij gebood hun scherpelijk, dat zij Hem niet openbaar maken zouden; 17Opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: 18Ziet, Mijn Knecht, Welken Ik verkoren heb, Mijn Beminde, in Welken Mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal Mijn Geest op Hem leggen, en Hij zal het oordeel den heidenen verkondigen.
 knecht, Christus wordt een knecht des Vaders genaamd, omdat Hij de gedaante van een dienstknecht aangenomen heeft, Phi 2:7 , en de raad des Vaders van onze verlossing door Hem uitgevoerd is, Isa 53:10-11 . Zie ook de aantekening bij Isa 42:1 .
,
 oordeel den heidenen verkondigen Dat is, zaligmakende leer, of ware godsdienst, en wat daartoe behoort.
19Hij zal niet twisten, noch roepen, noch zal er iemand Zijn stem op de straten horen.
 roepen, Namelijk uit eergierigheid of twistgierigheid.
20Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning.
 Het Dat is, Hij zal de verslagen gemoederen en de zwakgelovigen niet verstoten, maar met alle toegenegenheid ontmoeten.
,
 gekrookte riet Of, gepletterde.
,
 lemmet Grieks, vlas; omdat de lemmeten of wieken daarvan gemaakt werden.
,
 het oordeel zal Dat is, zal met de waarheid zijner leer krachtig doordringen, totdat deze de overhand behoude.
,
 uitbrengen tot overwinning Of, tevoorschijn brengen. Grieks, uitstoten, uitwerpen.
21En in Zijn Naam zullen de heidenen hopen. 22Toen werd tot Hem gebracht een van den duivel bezeten, die blind en stom was; en Hij genas hem, alzo dat de blinde en stomme beide sprak en zag.
 blind en stom was ; Dat is, wien de duivel het gebruik der ogen en tong benomen had.
23En al de scharen ontzetten zich, en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David? 24Maar de Farizeën, dit gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit, dan door Beëlzebul, den overste der duivelen.
  Beëlzebul, Zie hierboven Mat 10:25 .
25Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt verwoest; en een iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal niet bestaan. 26En indien de satan den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan? 27En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze dan uw zonen uit? Daarom zullen die uw rechters zijn.
 zonen uit? Hierdoor worden verstaan òf de discipelen van Christus, die in zijn naam duivelen uitwerpen, Luk 10:17 , òf enige andere Joden, die ook somwijlen zulk deden. Zie Luk 9:49 .
28Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen. 29Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven.
 vaten ontroven, Dat is, huisraad of goed. Want de Hebreën noemen vaten allerlei gereedschap, waar het huis mede voorzien wordt.
30Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit. 31Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden.
 vergeven worden; Namelijk indien zij zich bekeren.
,
 tegen den Geest Deze zonde tegen den Heiligen Geest is wanneer iemand, niet uit zwakheid of vrees gelijk Petrus, noch uit onwetendheid gelijk Paulus, de Evangelische waarheid verzaakt of bestrijdt, maar dezelve uit enkel haat en moedwil, tegen de overtuiging des Heiligen Geestes, wederstaat, lastert en vervolgt.
,
 niet vergeven worden Namelijk omdat zij zich niet bekeren, noch door het rechtvaardig oordeel Gods bekeerd kunnen worden. Zie Heb 6:4 .
32En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende.
 Noch in deze eeuw Dat is, nimmermeer, gelijk het verklaard wordt, Mar 3:29 , noch hier noch hiernamaals in het uiterste oordeel, hetwelk ook de toekomende eeuw genaamd wordt, zie Luk 18:30 .
33Of maakt den boom goed en zijn vrucht goed; of maakt den boom kwaad en zijn vrucht kwaad; want uit de vrucht wordt de boom gekend.
 maakt den boom goed Dat is, houdt en oordeelt.
,
 kwaad en zijn vrucht kwaad; Grieks, verrot.
34Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed des harten spreekt de mond. 35De goede mens brengt goede dingen voort uit den goeden schat des harten, en de boze mens brengt boze dingen voort uit den boze schat. 36Maar Ik zeg u, dat van elk ijdel woord, hetwelk de mensen zullen gesproken hebben, zij van hetzelve zullen rekenschap geven in den dag des oordeels.
 ijdel woord, Grieks, ledig. Dat is, wat geen nuttigheid heeft tot stichting, Eph 4:29 , hoeveelmeer dan de lasterwoorden.
37Want uit uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en uit uw woorden zult gij veroordeeld worden.
 gerechtvaardigd worden, Dat is, voor rechtvaardig erkend en verklaard worden.
38Toen antwoordden sommigen der Schriftgeleerden en Farizeën, zeggende: Meester! wij willen van U wel een teken zien. 39Maar Hij antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig geslacht verzoekt een teken; en hun zal geen teken gegeven worden, dan het teken van Jonas, den profeet.
 overspelig geslacht Of, ontaard en verbasterd. Zie Joh 8:39 .
40Want gelijk Jonas drie dagen en drie nachten was in den buik van den walvis, alzo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten wezen in het hart der aarde.
 drie dagen en drie nachten Voor een deel der dagen worden hier genomen gehele dagen en nachten, gelijk dat bij de Hebreën gebruikelijk is. Zie 1Sa 30:12 , verg. met vs.13, en Est 4:16 , verg met Est 5:1 . En zo men het neemt naar de Romeinse rekening, die de dagen op de middernacht begonnen en eindigden, zo valt het nog duidelijker.
,
 hart der aarde Dat is, binnen in de aarde, naar de Hebreeuwse wijze van spreken. Zo wordt Tyrus gezegd te liggen in het hart der zee; Eze 27:4 .
41De mannen van Nineve zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jona is hier!
 veroordelen, Namelijk door hun voorbeeld.
42De koningin van het zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en hetzelve veroordelen; want zij is gekomen van het einde der aarde, om te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier!
 zuiden zal opstaan Dat is, van Saba, 1Ki 10:1 , hetwelk zuidwaarts van Judea gelegen was.
,
 einden der aarde Dat is, van vergelegen plaatsen.
43En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet.
 dorre plaatsen, Dat is, droge of waterloze plaatsen.
44Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende, vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd en versierd.
 versierd Of, opgeschikt.
45Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde, wonen zij aldaar; en het laatste van denzelven mens wordt erger dan het eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn.
 zeven andere geesten, Dat is, vele. Een Hebreeuwse wijze van spreken.
,
 Alzo zal het ook Met deze gelijkenis leert Christus dat, wanneer een mens door de kennis des evangelies verlost is van zijn natuurlijke onwetendheid, en nochtans deze kennis niet beleeft maar onderdrukt, hij veel erger wordt dan tevoren. Zie 2Pe 2:20-21 .
46En als Hij nog tot de scharen sprak, ziet, Zijn moeder en broeders stonden buiten, zoekende Hem te spreken.
 broeders stonden buiten, Dat is bloedverwanten, die bij de Hebreën ook broeders genaamd worden. Zie Gen 13:8 , Gen 13:11 .
47En iemand zeide tot Hem: Zie, Uw moeder en Uw broeders staan daar buiten, zoekende U te spreken. 48Maar Hij, antwoordende, zeide tot dengene die Hem dat zeide: Wie is Mijn moeder, en wie zijn Mijn broeders?
 Wie is mijn moeder Christus spreekt hier niet uit verachting van zijn moeder, maar prijst alleen de geestelijke maagdschap boven de vleselijke.
49En Zijn hand uitstrekkende over Zijn discipelen, zeide Hij: Ziet, Mijn moeder en Mijn broeders. 50Want zo wie den wil Mijns Vaders doet, Die in de hemelen is, dezelve is Mijn broeder, en zuster, en moeder.
Copyright information for DutSVVA