Matthew 24

1En Jezus ging uit en vertrok van den tempel; en Zijn discipelen kwamen bij Hem, om Hem de gebouwen des tempels te tonen.
 de gebouwen des tempels Van de grootheid, sterkte en heerlijheid dezer gebouwen, zie den historieschrijver Josefus Antiq. lib. 15, cap. 14.
,
 tonen Dewijl Christus voorzegd had in het voorgaande Mat 23:38 , de verwoesting der stad en des tempels, zo schijnt, dat de discipelen daarom deze gebouwen Hem getoond hebben om te kennen te geven dat het hun docht òf onmogelijk òf jammer te wezen, dat zulk een heerlijk gebouw zou verwoest worden.
2En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik u: Hier zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
 niet een steen op den anderen steen gelaten worden, Grieks, steen op steen niet gelaten worden.
,
 afgebroken zal worden Grieks, losgemaakt.
3En als Hij op den Olijfberg gezeten was, gingen de discipelen tot Hem alleen, zeggende: Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van Uw toekomst, en van de voleinding der wereld?
 deze dingen zijn, Namelijk die Gij hier en op het einde van het voorgaande Mat 23 , gezegd hebt, zo van de verwoesting der stad en des tempels van Jeruzalem, als van uw laatste toekomst ten oordeel.
4En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide. 5Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus; en zij zullen velen verleiden.
 onder mijnen naam, Of, in, op mijnen naam; dat is, zich uitgevende voor den beloofden Messias, gelijk omtrent dien tijd en daarna verscheidene opgestaan zijn. Zie Act 5:36-37 , en JosEf. Antiq. lib.18, cap.12. lib.20 cap.2, enz. en de bello Iud. lib.2, cap.12.
6En gij zult horen van oorlogen, en geruchten van oorlogen; ziet toe, wordt niet verschrikt; want al die dingen moeten geschieden, maar nog is het einde niet.
 nog is het einde niet Namelijk van al de ellenden en uiterste straffen, die den Joden zouden overkomen.
7Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentien, en aardbevingen in verscheidene plaatsen.
 het ene volk Grieks, volk tegen volk.
,
 het ene koninkrijk Grieks, koninkrijk tegen koninkrijk.
8Doch al die dingen zijn maar een beginsel der smarten.
 smarten Grieks, weeën; gelijk der vrouwen die in barensnood zijn. Van al deze oorlogen en ellenden zie JosEf. Antiq. lib.20, en de bello ludic. lib.3, enz.
9Alsdan zullen zij u overleveren in verdrukking, en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken, om Mijns Naams wil. 10En dan zullen er velen geërgerd worden, en zullen elkander overleveren, en elkander haten.
  geërgerd worden, Dat is, door vrees voor vervolging van mij afwijken.
11En vele valse profeten zullen opstaan, en zullen er velen verleiden. 12En omdat de ongerechtigheid vermenigvuldigd zal worden, zo zal de liefde van velen verkouden.
 ongerechtigheid Grieks, overtreding der wet.
,
 liefde van velen verkouden Namelijk zo tot de waarheid des Evangelies als tot den naaste.
13Maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden. 14En dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.
 gehele wereld Grieks, bewoonde wereld. Zie hiervan de vervulling Rom 10:18 ; Col 1:6 .
,
 het einde komen Namelijk der stad Jeruzalem en der Joodse regering.
15Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan gesproken is door Daniël, den profeet, staande in de heilige plaats; (die het leest, die merke daarop!)
 gruwel der verwoesting, Dat is, het gruwelijk verwoestende leger der Romeinen, gelijk verklaard wordt Luk 21:20 .
,
 heilige plaats Dat is, in het heilig Joodse land rondom Jeruzalem.
16Dat alsdan, die in Judea zijn, vlieden op de bergen;
 op de bergen Namelijk om zich aldaar te verbergen voor de straf.
17Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen;
 dak is, De Joden waren veel op de daken der huizen, omdat zij boven plat waren. Zie hiervoren Mat 10:27 .
18En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen.
 kere niet weder Dat is, verlieze geen tijd om te vluchten.
19Maar wee den bevruchten, en den zogenden vrouwen in die dagen!
 wee den bevruchten en den zogenden Namelijk omdat zij onbekwaam zullen zijn om haastelijk te vluchten, met hare vrucht of kleine kinderen beladen zijnde.
20Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een sabbat.
 des winters, Omdat in den winter het vluchten ondoenlijk is, en de Joden op den sabbat niet ver mochten reizen; zie Act 1:12 , noch zich van dingen tot de reis nodig, voorzien.
21Want alsdan zal grote verdrukking wezen, hoedanige niet is geweest van het begin der wereld tot nu toe, en ook niet zijn zal.
 hoedanige niet is geweest Want gelijk Josefus getuigt, de bello Judas lib. 4,5,6 en 7, cap. 17, zijn door het zwaard, den honger en de pest vergaan, alleen binnen Jeruzalem elf honderd duizend mensen, en boven de zeven en negentig duizend tot slaven verkocht. Dergelijke verwoesting wordt in geen andere historiën gelezen.
22En zo die dagen niet verkort werden, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil zullen die dagen verkort worden.
 die dagen niet verkort werden, Dat is, ten ware dat God de plagen van die tijden, die de Joden nog zwaarder hadden verdiend, had doen ophouden, er zou niemand uit het Joodse volk overgebleven zijn geweest.
,
 der uitverkorenen wil Namelijk die God onder het Joodse volk had, en altijd behouden wilde.
23Alsdan, zo iemand tot ulieden zal zeggen: Ziet, hier is de Christus, of daar, gelooft het niet.
 Alsdan Namelijk na de verwoesting van Jeruzalem tot de voleinding der wereld, van welke Hij begint te spreken in vs.29.
,
 daar, Grieks, hier.
24Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij ( indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden.
 tekenen Gelijk van den Antichrist getuigd wordt, 2Th 2:9 ; Rev 13:11 , enz.
,
  (indien het mogelijk ware) Dit wordt gezegd niet mogelijk te zijn, niet ten aanzien van den wil of kracht der uitverkorenen in henzelven. Maar ten aanzien van de onveranderlijkheid van het besluit Gods over hen en van zijn krachtige bewaring tegen de verleiding, volgens zijne beloften, die Hem niet kunne berouwen. Zie Joh 10:28 ; Rom 8:29-30 ; 1Pe 1:5 .
25Ziet, Ik heb het u voorzegd! 26Zo zij dan tot u zullen zeggen: Ziet, hij is in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren; gelooft het niet. 27Want gelijk de bliksem uitgaat van het oosten, en schijnt tot het westen, alzo zal ook de toekomst van den Zoon des mensen wezen.
 van het oosten Grieks, van den opgang; namelijk der zon.
,
 tot het westen, Grieks, ondergang.
,
 alzo zal ook Namelijk met grote snelheid en klaarheid.
28Want alwaar het dode lichaam zal zijn, daar zullen de arenden vergaderd worden.
 alwaar het dode lichaam zal zijn, Van dit spreekwoord, bij de Hebreën gebruikelijk, zie Job 39:33 , en wordt hiermede geleerd dat waar Christus met zijn lijden en sterven oprecht gepredikt wordt de gelovigen zich aldaar zullen vergaderen, gelijk zij ook in het laatste oordeel tot Christus zullen vergaderd worden om altijd bij Hem te blijven; 1Th 4:16-17 ; Joh 17:24 . Sommigen verstaan dit spreekwoord van de verwoesting des Joodse volks, hetwelk door het aas zou verstaan worden, en de Romeinen door de arenden; gelijk de Chaldeën bij Hab 1:8 .
29En terstond na de verdrukking dier dagen, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.
 de verdrukking dier dagen Namelijk die de tirannen en de Antichrist de kerk Gods zullen hebben aangedaan.
,
 de krachten der hemelen Dat is, de krachtige of sterke hemelen.
,
 bewogen worden Namelijk gelijk de zee op en neder gedreven wordt.
30En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen, en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid.
 het teken van den Zoon des mensen; Dat is, de tekenen zijner heerlijkheid, waarmede Hij in de woken verschijnen zal; zie Mar 13:26 ; Luk 21:27 .
,
 wenen, Of, weeklagen. Grieks, van benauwdheid op de borst slaan.
31En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.
 geluid, Grieks, stem. Anders, met een bazuin en groot geluid.
,
 bijeenvergaderen uit de vier winden, Dat is, uit alle vier hoeken of gewesten der wereld bijeenbrengen, die zij uit hun verheerlijkte lichamen en anderszins zullen onderkennen.
32En leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn tak nu teder wordt, en de bladeren uitspruiten, zo weet gij, dat de zomer nabij is.
 teder wordt Of, sappig, wanneer het sap of groeisel daarin komt.
33Alzo ook gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet , dat het nabij is, voor de deur.
 het nabij is, Of, Hij, namelijk Christus met zijne toekomst.
34Voorwaar, Ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
 dit geslacht zal Namelijk des Joodse volks, of deze eeuw.
,
 voorbijgaan, Of, vergaan.
35De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
 voorbijgaan, Of, vergaan. Hoe dit geschieden zal, wordt verklaard 2Pe 3:10 .
36Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen. 37En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 38Want gelijk zij waren in de dagen voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe, in welken Noach in de ark ging;
 etende en drinkende, Dat is, zorgeloos en vleselijk levende zonder vreze Gods, Jud 1:12 .
39En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. 40Alsdan zullen er twee op den akker zijn, de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden.
 aangenomen Namelijk van God onder zijne uitverkorenen.
,
 ander zal Grieks, de een.
,
 verlaten worden Namelijk met de verworpenen in de eeuwige verdoemenis.
41Er zullen twee vrouwen malen in den molen, de ene zal aangenomen, en de andere zal verlaten worden.
 malen in den molen Of, malen in het molenhuis. Het malen en bakken placht in die landen veel gedaan te worden door de vrouwen of slavinnen, die daartoe karnen of handmolens gebruikten.
42Waakt dan; want gij weet niet, in welke ure uw Heere komen zal. 43Maar weet dit, dat zo de heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en zou zijn huis niet hebben laten doorgraven.
 de heer des huizes Of, huisvader.
,
 in welke nachtwake de dief komen zou, Dat is, in welk deel des nachts, die in vier nachtwaken gedeeld werd. Zie Mat 14:25 .
44Daarom, zijt ook gij bereid; want in welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen. 45Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hunlieder hun voedsel te geven ter rechter tijd?
 dienstknecht, Bij dezen dienstknecht worden voornamelijk vergeleken de apostelen en dienaars des Evangelies, die de geestelijke spijs der zielen uitdelen.
46Zalig is die dienstknecht, welken zijn heer, komende, zal vinden alzo doende.
 alzo doende Namelijk gelijk hij hem bevolen heeft.
47Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem zal zetten over al zijn goederen.
 over al zijn goederen Of, over al wat hij heeft.
48Maar zo die kwade dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; 49En zou beginnen zijn mededienstknechten te slaan, en te eten en te drinken met de dronkaards;
 Slaan, en te eten en te drinken Dat is, overlast aan te doen.
50Zo zal de heer van dezen dienstknecht komen ten dage, in welken hij hem niet verwacht, en ter ure, die hij niet weet; 51En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden.
 afscheiden, Anders, in tweeën houwen. Sommigen menen dat hier gezien wordt op zulke zware straffen, waarvan men leest 1Sa 15:33 , en Dan 3:29 ; doch uit hetgeen volgt schijnt, dat het verstaan wordt van de afscheiding van zijn huisgezin, om daarna gestraft te worden.
,
 de geveinsden; Dat is, die wel voor de ogen hunner meesters zich schijnen te kwijten, maar in hun afwezen het tegendeel doen.
Copyright information for DutSVVA