Matthew 5

1En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. 2En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:
 mond geopend hebbende Een Hebreeuwse wijze van spreken, als iemand met ernst en vrijmoedigheid tot onderwijzing van anderen voorbedachtelijk begint te spreken. Zie Job 33:2 ; Act 8:35 .
3Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
 armen van geest Dat is, nederigen en gebrokenen van hart, die hun nietigheid verstaande, een klein gevoel van zichzelven hebben, steunende alleen op de genade Gods in Christus Jezus; Psa 51:19 ; Isa 57:16 .
4Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden.
 treuren; Dat is, die over de zonden bedroefd zijn; van welke droefenis ook gesproken wordt 1Co 5:2 , en 2Co 7:9 , tegen welken gesteld worden die in alle weelde en vreugde leven; Luk 16:19 , Luk 16:25 .
5Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.
  beërven Dat is, in vrede bezitten; welke belofte wel het tegenwoordige leven aangaat, maar inzonderheid wordt hier verstaan hetgeen vervuld zal worden in het toekomende leven. Zie Psa 37:11 .
6Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden.
 hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; Dat is, die met grote begeerte verlangen en trachten naar de ware gerechtigheid in Christus.
7Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. 8Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien.
 reinen van hart; Dat is, door den Geest Gods gereinigd van de besmettingen der zonden en van allerlei geveinsdheid; Eph 5:26 .
,
 God zien Dat is, zullen Hem volkomen kennen en zijn heerlijkheid aanschouwen; 1Co 13:12 .
9Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.
 vreedzamen; Grieks: vredemakers; die niet alleen voor zichzelven vreedzaam zijn, maar ook bij anderen den vrede bevorderen; Heb 12:14 .
,
 genaamd worden Dat is, inderdaad zijn en daarvoor erkend worden.
10Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
 om der gerechtigheid wil; Dat is om de rechtvaardige zaak van Christus en zijne leer, gelijk in het volgende vs.11, om mijnentwil.
11Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.
 alle Dat is, allerlei.
,
 kwaad Grieks: kwaad woord.
,
 tegen u spreken Dat is, dat u tegen gaat, of tot uw nadeel.
12Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.
 loon is Namelijk dat God belooft en geven zal, niet uit verdienste, maar uit genade, Rom 6:23 , om Christus' wil, 2Co 1:10 , en zo ook 2Co 6:1 , en elders doorgaans.
,
 groot in de hemelen; Grieks: veel.
,
  vóór u geweest zijn. Dat is, voor uw tijden, of in voorgaande tijden.
13Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.
 zout der aarde; Zo worden de leraars genaamd omdat, gelijk het zout de spijs smakelijk maakt en van verrotting bewaart, zij ook alzo de zielen der mensen door de leer Gode aangenaam maken en van het verderf behouden.
,
 smakeloos wordt, Dat is, zijn zoutigheid, kracht of scherpheid verliest.
14Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.
 licht der wereld; Omdat zij met hun leer anderen verlichten, en ook met hun leven dezelve moeten voorlichten. 1Pe 5:3 .
15Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn;
 korenmaat, Of, schepsel.
16Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.
 verheerlijken Of, prijzen en grootmaken.
17Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.
 de wet of de profeten te ontbinden; Dat is de leer der wet of der profeten te veranderen, of teniet te doen.
,
 vervullen Dat is te verklaren, te onderhouden, en wat tevoren afgebeeld en voorzegd is te volbrengen.
18Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet een jota noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.
 voorbijgaan, Dat is vergaan of veranderd worden. Zie Psa 102:27 ; Heb 1:11 , en de aantekening bij 2Pe 3:10 .
,
 jota Dit is de kleinste letter bij de Grieken, gelijk Jod bij de Hebreën. Christus wil daarmede zeggen dat ook de minste zaak, in de wet geschreven, niet zal vergaan.
,
  een tittel Dat is streepje van een letter of puntje.
19Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen.
 minste genaamd worden Dat is, zal daar gans niet geacht worden: of zal daar niet ingaan; gelijk in het Mat 5:20 verklaard wordt.
20Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. 21Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht.
  tot de ouden gezegd is: Of, van de ouden. Hierdoor verstaat Christus de verkeerde uitlegging der Farizeën en Schriftgeleerden, die al van over vele jaren alzo geleerd hadden, en niet de leer van Mozes en der profeten. Hetwelk blijkt:I. uit vs.20.II. omdat hier leringen wederlegd worden, die in Mozes en de profeten niet gevonden worden, zie vs.43.III. omdat door Christus niets wordt bijgedaan dan wat in Mozes en de profeten gevonden wordt, gelijk men kan zien uit de Schriftuurplaatsen des Ouden Testaments hier aan den kant getekend.
,
 strafbaar zijn door het gericht Of, schuldig om gestraft te worden.
22Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den groten raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.
 ten onrechte Dat is, zonder oorzaak of tevergeefs.
,
 door het gericht; Of, oordeel; waardoor verstaan worden de rechters, die in alle steden de doodslagers straften; Deu 21 .
,
  Ráka, Het is een Syrisch smaadwoord, en is zoveel te zeggen als ijdel of slechthoofd. Anderen menen dat het van spuwen komt; en anderen dat daarmede uitgedrukt wordt een geluid, dat de mensen dikwijls maken om daarmede hun gramschap, verachting of versmading tegen hunne naasten te kennen te geven, gelijk men gemeenlijk door foei u, of iets dergelijks pleegt te doen.
,
 groten Raad; Dit was de hoogste Raad binnen Jeruzalem, Sanhedrin genaamd, bij denwelken het oordeel stond van de zwaarste zaken, en die daarom ook de schuldigen tot de zwaarste straffen verwees. Zie Deu 17 , en 2Ch 19 .
,
 het helse vuur Grieks, tot, of in de gehenna des vuurs. Gehenna komt van de Hebreeuwse woorden Ge Hinnom; dat is, het dal Himmon, gelegen bij de stad Jeruzalem, Jos 15:8 , in welk dal eertijds de afgodische Joden hun kinderen tussen de gloeiende armen van het koperen beeld Moloch levend lieten verbranden; zie Jer 7:31 ; 2Ki 23:10 ; hetwelk, daar het een gruwelijke pijn was, zo wordt dit woord dikwijls voor de helse pijn genomen. Door deze doodstraffen, waarvan de ene zwaarder is dan de andere, toont Christus dat al deze zonden de eeuwige verdoemenis verdienen, doch dat de ene zwaarder dan de andere in het toekomende oordeel zal gestraft worden.
23Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft;
 op het altaar offeren, Dit ziet op den godsdienst des Ouden Testaments, maar wordt ook mede verstaan van den godsdienst des Nieuwen Testaments, hoewel in dezen geen zulke altaren en offeranden zijn; Rom 12:1 , en Rom 15:16 ; Heb 13:15-16 ; Phi 4:18 . Of, brengen tot het altaar.
24Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave. 25Weest haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt.
 welgezind jegens Dat is, verdraag of verenig u met dengene, die u over schuld of anderszins voor het gericht roept.
26Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben.
 penning zult betaald hebben Grieks, quadrant; dat is, een oordje, hetwelk was de minste munt, dien men gebruikte, omtrent anderhalve penning (ruim een cent) waard naar onze rekening.
27Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. 28Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan.
 te begeren, Namelijk tot onkuisheid.
29Indiën dan uw rechteroog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
 rechteroog Dat is, al wat u dit leven aangaande, het dierbaarste, aangenaamste of nodigste is.
,
 ergert, Dat is, tot zondigen zou verwekken of brengen.
,
 trekt het uit Dat is, doe zulks liever van u weg.
30En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. 31Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief.
 verlaten zal, Dat is, van wie zijn vrouw zal scheiden.
,
 scheidbrief Van dezen scheidbrief zie Deu 24:1 , enz.; Mal 2:14 , en Mat 19:7 . Uit welke plaatsen blijkt dat God het lichtvaardig scheiden nooit voor goed heeft erkend.
32Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt, dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. 33Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden.
 den eed niet breken, Dat is, zo niet zweren, dat gij uw eed niet zoudt houden.
,
 uw eden houden Dat is, hetgeen gij met ede God of den mensen beloofd hebt betalen.
34Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods;
 ganselijk niet, Namelijk noch lichtvaardig, of onnodig, noch bedriegelijk, noch bij de creaturen. Want een oprechte en nodige eed wordt niet verboden, gelijk te zien is in Rom 1:9 , en Rom 9:1 ; 2Co 1:23 , en 2Co 11:31 , en 2Co 12:19 ; Gal 1:20 ; Phi 1:8 ; 1Th 5:27 ; Heb 6:13 , Heb 6:16 , Heb 6:19 ; Rev 10:6 .
35Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; 36Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; 37Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze.
 ja, ja; neen, neen; Dat is, gebruik in uw dagelijkse handelingen en gewone gesprekken eenvoudige, waarachtige en oprechte woorden; zie Jam 5:12 .
,
 boven deze is, Dat is, wat tot overvloed erbij gedaan wordt, met lichtvaardig of onnodig zweren, of anderszins.
38Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand.
 Oog om oog, en tand om tand Deze wet, die den overheden gegeven was, werd door de Farizeën en schriftgeleerden misduid tot eigen wraak, welke Christus hier in het volgende bestraft.
39Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;
 keert hem ook de andere toe; Namelijk, liever dat gij uzelven zoudt wreken. Want, dat dit niet letterlijk is te verstaan, blijkt zelfs uit het voorbeeld van Christus, Joh 18:23 . En alzo moeten ook de twee naastvolgende verzen verstaan worden.
40En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; 41En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan, gaat met hem twee mijlen.
  dwingen een mijl te gaan, In het Grieks wordt een Perzisch woord gebruikt, waardoor betekend wordt een hofdienst, waartoe de onderzaten gedwongen werden om de lasten der herenboden te dragen, of daartoe hun ezels, enz. te lenen en te drijven. Hetzelfde woord wordt ook gebruikt in Mat 27:32 .
42Geeft dengene, die iets van u bidt, en keert u niet af van dengene, die van u lenen wil.
 bidt, Of, begeert, eist.
43Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult gij haten.
 uw vijand zult gij haten Dat staat nergens in Gods wet, maar het tegendeel daarvan staat in Deu 32:35 ; Pro 25:21 .
44Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen, en die u vervolgen;
 geweld doen Anders, lasteren; gelijk hetzelfde woord ook genomen wordt 1Pe 3:16 .
45Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
 zijn uws Vaders, Dat is, mag blijken dat gij het zijt.
46Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?
 Liefhebt, die u liefhebben, Namelijk alleen, gelijk blijkt uit Mat 5:47 .
47En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo?
 groet, Of vriendelijk bejegent.
48Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.
Copyright information for DutSVVA