Micah 6:10

10Zijn er niet nog, in eens ieders goddelozen huis, schatten der goddeloosheid en een schaarse efa, dat te verfoeien is?
 Zijn er niet nog, Of, [heeft niet] nog een ieder een goddeloos huis? [of] een huis eens goddelozen? [en] schatten der goddeloosheid? of, [met sommigen] aldus: Zijn er niet nog, in het huis der goddelozen, schatten der goddeloosheid? maar het schijnt dat de profeet ziet op de algemeenheid der boosheid, dat een ieder doorgaans met onrechtvaardigheid omging. Verg. Mic 7:2-3 , enz. Doch het Hebr. woord, [zoals het hier in den Hebr. tekst staat] kan ook genomen worden voor is, of zijn. Zie dergelijke 2Sa 14:19 , in de aantekening, waaruit deze verscheidenheid ontstaat.
,
 goddelozen huis, Na zoveel goddelijke waarschuwingen en kastijdingen, is het nog evenwel overal vol van goddeloosheid en onrecht.
,
 goddeloosheid Die met goddeloosheid, schenderij en onrecht verkregen zijn.
,
 schaarse Of, scherp, dat is, wat te klein is. Hebr. ene efa der magerheid.
,
 efa, Zie Exo 16:36 , en Deu 25:15-16 ; Eze 45:10-11 , enz.
,
 te verfoeien is? Of, verfoeid wordt, behoort verfoeid te worden.
Copyright information for DutSVVA