Numbers 18

1Zo zeide de Heere tot Aäron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met u, zult dragen de ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult dragen de ongerechtigheid van uw priesterambt.
 zeide de HEERE tot Aäron Om het volk de vrees [waarvan in het laatst van het Num 17 gesproken is] te benemen, en een middel aan te wijzen, waardoor voorgekomen mocht worden, dat zulk een onheil hun na dezen niet meer zou overkomen.
,
 ongerechtigheid des heiligdoms; Dat is, de straf van hetgeen aan het heiligdom en de ceremoniën van dien misdaan wordt; daarom zult gij toezien dat ieder blijve binnen de perken van zijn dienst, anders zult gij daarvoor instaan. Zie Lev 5:1.
,
 de ongerechtigheid van uw priesterambt De straf van hetgeen aan het priesterambt misdaan wordt, wanneer gij u daarin niet wel gedraagt, of toelaat dat een vreemde in uw ambt treedt en zich daaraan vergrijpt.
2En ook zult gij uw broederen, den stam van Levi, den stam uws vaders, met u doen naderen, dat zij u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw zonen met u, zult zijn voor de tent der getuigenis.
 getuigenis Zie boven, Num 17:4.
3En zij zullen uw wacht waarnemen, en de wacht der ganse tent; doch tot het gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, opdat zij niet sterven, zo zij als gijlieden.
 zo zij als gijlieden Hebreeuws, ook zij, ook gijlieden; te weten, wanneer gij dat niet voorkomt, of door onachtzaamheid toelaat, of overziet.
4Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der samenkomst waarnemen, in allen dienst der tent; en een vreemde zal tot u niet naderen.
 een vreemde zal tot u niet naderen Die niet is van de stam van Levi, zal u niet mogen dienen.
5Gijlieden nu zult waarnemen de wacht des heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israëls.
 verbolgenheid meer zij Versta, des HEEREN; dat is al zulke straffen of plagen, als er tevoren van God zijn afgekomen over Korach en al zijn medeplichtigen.
6Want Ik, zie, Ik heb uw broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen Israëls genomen; zij zijn ulieden een gave, gegeven den Heere, om den dienst van de tent der samenkomst te bedienen.
 zij zijn ulieden een gave, Of, zij zijn ulieden een gave, of geschenk, gegeven den HEERE, of des HEEREN; dat is, zij zijn u ten dienste geschonken, en alzo overgegeven om den HEERE te dienen.
,
 den HEERE, Anders, voor den Heere.
7Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder priesterambt waarnemen in alle zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den voorhang is, dat zult gijlieden bedienen; uw priesterambt geve Ik u tot een dienst van een geschenk; en de vreemde, die nadert, zal gedood worden.
 voorhang is, Waardoor het heilige van den voorhof onderscheiden wordt.
,
 van een geschenk; Dat is, dat gij met uw linie tot het hogepriesterambt voor anderen zijt verkoren en dat bedienen zult, is een loutere genadegave van Mij, gelijk Ik ook den Levieten het hunne geschonken heb; noch gij, noch zij hebben het verdiend. Alzo is ook het geestelijke, dat hierdoor voorgebeeld en beduid was; te weten, onze gemeenschap met onzen hogepriester Jezus Christus, mitsgaders zijn verdiensten en zaligmakende weldaden, een loutere genadegave des HEEREN; Isa 9:5; Rom 3:24, en Rom 8:32, en Rom 11:35; Eph 2:7-9, enz.; 2Ti 1:9; 1Pe 2:9-10; 1Jo 4:10; Rev 1:5-6.
,
 vreemde, die nadert, Die niet is van Aärons linie, en zich het priesterambt wil aannemen. Zie boven, Num 16:40, en 2Ch 26:19.
8Voorts sprak de Heere tot Aäron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner hefofferen, met alle heilige dingen van de kinderen Israëls heb Ik ze u gegeven, om der zalving wil, en aan uw zonen, tot een eeuwige inzetting.
 hefofferen, Zie boven, Num 5:9.
,
 heilige dingen Hebreeuws, heiligheden. Zie Lev 5:15.
,
 om der zalving wil, Dat is, omdat gij tot dit heilig ambt gezalfd zijt. Zie Lev 8:12, enz.
,
 eeuwige inzetting Tot de komst van den Messias. Zie Gen 13:15, en Gen 17:7.
9Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, met al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer, dat zij Mij zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid der heiligheden zijn.
 heiligheid der heiligheden, Zie Lev 2:3.
,
 vuur Dat is, wat geen branfoffer is, of geordineerd om met vuur geheel op het altaar verbrand te worden, maar wat van de vuuroffers overblijft, enz.
,
 heiligheid der heiligheden zijn Dat is, gij en uw zonen zult het voor een zeer heilig ding houden. Anders, een heiligheid der heiligheden, het zal uwe en uwer zonen zijn; dat is, omdat het een zeer heilig ding is, zult gij en uwe zonen dat hebben.
10Aan het allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat eten; het zal u een heiligheid zijn.
 allerheiligste zult gij dat eten; Het zij binnen in het heilige, of buiten nevens het brandofferaltaar, dat zelf een heiligheid der heiligheden genoemd wordt; Exo 29:37. Zie wijders Lev 6:16, Lev 6:26, en Lev 7:6, en Lev 8:31, en Lev 14:13. Deze plaats wordt het heilige der heiligen, of het allerheiligste, of zeer heilige genoemd in vergelijking van den gansen voorhof, waar de gemeente bijeenkwam. God heeft gewild dat de priesters dit alles hier zouden eten, om de heiligheid dezer offeranden te tonen, en de priesters [die niet voor Gods aangezicht als zijn gasten aten] van alle overdaad en onmatigheid af te houden. Wat nu in hun private huizen mocht gegeten worden en door wie, daarvan zie vs.11, 13, 19.
11Ook zal dit het uwe zijn: het hefoffer hunner gave, met alle beweegofferen der kinderen Israëls; Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is, zal dat eten. 12Al het beste van de olie, en al het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen, die zij den Heere zullen geven, u heb Ik ze gegeven.
 het beste van de olie, Hebreeuws, al het vette der olie; en zo in het volgende, en onder, vs.29, 30, 32. Zie Gen 45:18.
13De eerste vruchten van alles, wat in hun land is, die zij den Heere zullen brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is, zal dat eten. 14Al het verbannene in Israël zal het uwe zijn.
 verbannene in Israël Zie Lev 27:28.
15Al wat de baarmoeder opent, van alle vlees, dat zij den Heere zullen brengen, onder de mensen, en onder de beesten, zal het uwe zijn; doch de eerstgeborenen der mensen zult gij ganselijk lossen; ook zult gij lossen de eerstgeborenen der onreine beesten.
 opent, van alle vlees, Hebreeuws, alle opening der baarmoeder. Zie Exo 13:2, Exo 13:12-13, Exo 13:15, en Num 3:12.
,
 ganselijk lossen; Hebreeuws, zult gij lossende lossen; dat is, ganselijk laten lossen, en alzo moet men in de volgende verzen door lossen verstaan: laten lossen.
16Die nu onder dezelve gelost zullen worden, zult gij van een maand oud lossen, naar uw schatting, voor het geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, die is twintig gera.
 oud lossen, Hebreeuws, van een zoon van een maand
,
 schatting, Die gij naar mijn bevel doen zult, gelijk blijkt in het volgende.
,
 het geld van vijf sikkelen, Of, zilver van vijf sikkelen
,
 sikkel des heiligdoms, Zie Gen 20:16, en Gen 23:15.
,
 twintig gera Zie Lev 27:25.
17Maar het eerstgeborene van een koe, of het eerstgeborene van een schaap, of het eerstgeborene van een geit zult gij niet lossen, zij zijn heilig; hun bloed zult gij sprengen op het altaar, en hun vet zult gij aansteken, tot een vuuroffer van liefelijken reuk den Heere.
 heilig; Hebreeuws, heiligheid; dat is, een heilig ding.
18En hun vlees zal het uwe zijn; gelijk de beweegborst, en gelijk de rechterschouder, zal het uwe zijn.
 beweegborst, Zie Lev 7:34.
,
 rechterschouder, Of, achterbout.
19Alle hefofferen der heilige dingen, die de kinderen Israëls den Heere zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u, tot een eeuwige inzetting; het zal een eeuwig zoutverbond zijn, voor het aangezicht des Heeren, voor u en voor uw zaad met u.
 tot een eeuwige inzetting; Met deze en de volgende woorden heeft God alle murmurering, tegenspraak en krakeel onder de Israëlieten willen voorkomen en bedwingen.
,
 zoutverbond zijn, Dat is, gedurig en bestendig, gelijk de dingen die gezouten zijn, lang duren en voor vervuiling of verrotting bewaard zijn. Zie Lev 2:13, en 2Ch 13:5.
20Ook zeide de Heere tot Aäron: Gij zult in hun land niet erven, en gij zult geen deel in het midden van henlieden hebben; Ik ben uw deel en uw erfenis, in het midden van de kinderen Israëls.
 Uw deel en uw erfenis, Vergelijk Deu 10:9.
21En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden in Israël ter erfenis gegeven, voor hun dienst, dien zij bedienen, den dienst van de tent der samenkomst.
 En zie, Of, en aangaande de kinderen van Levi, zie Ik heb hun, enz.
,
 tienden in Israël ter erfenis gegeven, Zie Lev 27:30.
22En de kinderen Israëls zullen niet meer naderen tot de tent der samenkomst, om zonde te dragen en te sterven.
 om zonde te dragen Dat is, om zich schuldig te maken en straf op zich te laden. Zie boven, vs.1, en onder, vs.32.
,
 sterven Gelijk Korach en den zijnen gebeurd is. Zie boven, Num 16.
23Maar de Levieten, die zullen bedienen den dienst van de tent der samenkomst, en die zullen hun ongerechtigheid dragen; het zal een eeuwige inzetting zijn voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen Israëls zullen zij geen erfenis erven.
 Levieten, Hebreeuws, Levi
,
 hun ongerechtigheid dragen; Dat is, zij zelf de straf dragen, wanneer zij misdoen in hun dienst. Zie boven, vs.1.
24Want de tienden der kinderen Israëls, die zij den Heere tot een hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een erfenis gegeven; daarom heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen Israëls geen erfenis erven. 25En de Heere sprak tot Mozes, zeggende: 26Gij zult ook tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israëls de tienden zult ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis van henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer des Heeren offeren, de tienden van die tienden; 27En het zal u gerekend worden tot uw hefoffer, als koren van den dorsvloer, en als de volheid van de perskuip.
 als koren van den dorsvloer, Dat is, het zal geacht worden en zo aangenaam zijn, alsof gij eigen land hadt en van deszelfs vrucht [gelijk de andere stammen], uw tienden opofferdet.
,
 perskuip Wijnpers en oliepers. Zie Joe 2:24.
28Alzo zult gij ook een hefoffer des Heeren offeren van al uw tienden, die gij van de kinderen Israëls zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des Heeren hefoffer geven aan den priester Aäron. 29Van al uw gaven zult gij alle hefoffer des Heeren offeren; van al het beste van die, van zijn heiliging daarvan.
 gaven Dat is, van alle tienden, die u gegeven worden.
,
 alle hefoffer Dat is, allerlei.
,
 het beste van die, Hebreeuws, vette; gelijk boven, vs.12, en in vs.30.
,
 heiliging daarvan Dat is, door welk deel uw tienden geheiligd worden, alzo dat gij die met vrije conscientie nuttigen moogt. Zie onder, vs.32. Anders, zijn heilig deel ervan.
30Gij zult dan tot hen zeggen: Als gij deszelfs beste daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend worden als een inkomen des dorsvloers, en als een inkomen der perskuip.
 als een inkomen des dorsvloers, Zie boven, vs.27.
31En gij zult dat eten in alle plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden een loon voor uw dienst in de tent der samenkomst. 32Zo zult gij daarover geen zonde dragen, als gij deszelfs beste daarvan offert; en gij zult de heilige dingen van de kinderen Israëls niet ontheiligen, opdat gij niet sterft.
 dragen, Zie boven, vs.1, 22.
,
 beste daarvan offert; Hebreeuws, vette; gelijk boven, vs.12. Zie aldaar.
Copyright information for DutSVVA