Numbers 6:25-26

25De Heere doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig!
 doe Zijn aangezicht over u lichten, Het aangezicht Gods betekent zijn voorzienigheid en tegenwoordigheid, om te straffen of te zegenen. Van het aangezicht der straf, of wraak, zie Lev 17:10; Psa 34:17, en Psa 51:11. Van het aangezicht der gunst en zegening is hier gesproken, als ook 2Ch 30:9; Psa 13:2, enz. God wordt gezegd zijn aangezicht te doen lichten, als Hij zijn genade, zegen en weldadigheid dadelijk bewijst, Psa 31:17, en Psa 80:4, Psa 80:8, Psa 80:20, en Psa 119:135, en Dan 9:17.
26De Heere verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede!
 verheffe Zijn aangezicht over u, Dat is, hebbe geduriglijk de ogen zijner genadige voorzienigheid over u, om uw ingang en uitgang te bewaren, tot uw best, hetwelk God niet doet wanneer Hij gezegd wordt zijn aangezicht te verbergen, of af te keren; Deu 32:20; Eze 7:22.
,
 geve u Hebreeuws, zette; dat is, voege u vrede toe of geve u vrede.
,
 vrede Zie Gen 37:14.
Copyright information for DutSVVA