De brief van de apostel Paulus aan Filemon

Philemon

1Paulus, een gevangene van Christus Jezus, en Timotheüs, de broeder, aan Filemon, den geliefde, en onzen medearbeider,
 een gevangene Namelijk te Rome om Christus' zaak, Act 28:16, Act 28:20. Hij verhaalt hier terstond zijn banden, om Filemon te beter te bewegen dit verzoek niet te weigeren.
,
 Timótheüs, Dezen voegt hij dikwijls bij zich in de opschriften van zijn zendbrieven. Zie 2Co 1:1; Phi 1:1; Col 1:1; 1Th 1:1; 2Th 1:1; hier doet hij het ook, opdat het voorbidden van twee te meer kracht zou hebben.
,
 onzen medearbeider, Namelijk òf in het prediken des Evangelies, of dat hij het door alle goede diensten hielp bevorderen, gelijk in dezen zin ook vrouwen zo genoemd worden; Rom 16:3.
2En aan Appia, de geliefde, en aan Archippus, onzen medestrijder, en aan de Gemeente, die te uwen huize is:
 Appia, Het is zeer waarschijnlijk, dat deze geweest is de huisvrouw van Filemon, die daarbij gevoegd wordt, omdat haar de zaak mede aanging.
,
 Archippus, Deze was een dienaar van de gemeente te Colosse, Col 4:17, en wordt hier bijgevoegd, opdat hij de verzoening van Onesimus zou helpen bevorderen met zijn tegenwoordigheid en aanzien.
,
 medestrijder, Namelijk in dien krijg, waarvan de apostel spreekt 1Ti 1:18; 2Ti 2:3.
,
 uwen huize is Dit wordt verstaan van het huis van Filemon, aan wien deze brief vooral geschreven is.
3Genade zij ulieden en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
 Genade zij Dit is, de gewone groetenis van Paulus meest in al zijne zendbrieven.
4Ik dank mijn God, uwer altijd gedachtig zijnde in mijn gebeden; 5Alzo ik hoor uw liefde en geloof, hetwelk gij hebt aan den Heere Jezus, en jegens al de heiligen;
 den Heere Jezus, Dit moet gevoegd worden bij het woord geloof, gelijk de volgende woorden bij het woord liefde.
,
 heiligen; Dat is, gelovigen, hier op de aarde nog zijnde, die door het bloed en den Geest van Christus geheiligd zijn.
6Opdat de gemeenschap uws geloofs krachtig worde in de bekendmaking van alle goed, hetwelk in ulieden is door Christus Jezus.
 de gemeenschap Dat is, uw geloof, hetwelk gij met ons gemeen hebt. Of de mededeling van de vruchten uws geloofs, vooral uw goeddadigheid, die uit het geloof spruit. Zie Heb 13:16.
,
 krachtig worde Dat is, krachtig zich betone door de krachtige werking daarvan. Zie gelijke plaats 1Co 16:9.
,
 in de bekendmaking Grieks, erkentenis; dat is, opdat allen daardoor bekend gemaakt worde al dat goed.
,
 van alle goed, Dat is, alle Christelijke deugden.
,
 door Christus Jezus Grieks eis; dat is, in Christus Jezus. Eis voor dia; dat is, door, gelijk 1Co 10:2. Want wij hebben niets goeds dan door de weldaad van Christus en Zijns Geestes, Joh 15:5. Of, tegen Christus betoond. Want al het goed, dat wij aan de heiligen betonen, rekent Christus alsof het aan Hem gedaan ware; Mat 25:35, enz.
7Want wij hebben grote vreugde en vertroosting over uw liefde, dat de ingewanden der heiligen verkwikt zijn geworden door u, broeder!
 vreugde Grieks, charan; dat is vreugde. Waarvoor anderen lezen charin; dat is aangenaamheid.
,
 de ingewanden Dat is, de harten. Hebr. Zie 2Co 6:12, en 2Co 7:15, en hier Phm 1:12, Phm 1:20; 1Jo 3:17.
,
 verkwikt Grieks, tot rust zijn gebracht; namelijk door uw weldadigheid aan hen betoond.
,
 broeder Dit vriendelijk woord doet hij daarbij, om daarmede uit te drukken de grootheid van zijn genegenheid tot hem.
8Daarom, hoewel ik grote vrijmoedigheid heb in Christus, om u te bevelen, hetgeen betamelijk is;
 in Christus, Dat is, vanwege mijn apostel-ambt , waarin mij de Heere Christus gesteld heeft, en hetwelk Christus met zulk een gezag voorzien heeft.
9Zo bid ik nochtans liever door de liefde, daar ik zodanig een ben, te weten Paulus, een oud man, en nu ook een gevangene van Jezus Christus.
 door de liefde, Of, om der liefde wil. Dit kan verstaan worden, òf van de liefde van Filemon tot Paulus, òf van Paulus tot hem, hetwelk het waarschijnlijkst is. Want deze liefde wordt gesteld tegenover de autoriteit.
,
 een gevangene Zie Phi 1:1.
10Ik bid u dan voor mijn zoon, denwelken ik in mijn banden heb geteeld, namelijk Onesimus;
 mijn zoon, Grieks, mijn kind; zie 1Ti 1:2, 1Ti 1:18; 2Ti 1:2, en 2Ti 2:1.
,
 heb geteeld, Of, gewonnen, gegenereerd; dat is, door het Evangelie heeft bekeerd.
11Die eertijds u onnut was, maar nu u en mij zeer nuttig; denwelken ik wedergezonden heb.
 u onnut was, Namelijk door zijne ontrouw, als hij van u wegliep, en iets ontstal.
,
 zeer nuttig; Het schijnt dat de apostel ziet op zijn naam Onesimus, waarvan zie Phi 1:20; welken hij tevoren niet had betracht, maar dat nu doet.
12Doch gij, neem hem, dat is mijn ingewanden, weder aan;
 mijn ingewanden, Dat is, dien ik van harte liefheb; of die mij zo lief is als mijn eigen hart.
,
 weder aan; Namelijk in genade en in uzelf gedaan ware.
13Denwelken ik wel had willen bij mij behouden, opdat hij mij voor u dienen zou in de banden des Evangelies.
 voor u dienen Dat is, in uwe plaats; als die zijn dienst houden zou of zij door uzelf gedaan ware.
,
 des Evangelies Dat is, die ik om des Evangelies wil lijd.
14Maar ik heb zonder uw goedvinden niets willen doen, opdat uw goeddadigheid niet zou zijn als naar bedwang, maar naar vrijwilligheid.
 uw goeddadigheid Grieks, uw goed. Heb-
,
  bedwang, Grieks, noodzakelijkheid.
15Want veellicht is hij daarom voor een kleinen tijd van u gescheiden geweest, opdat gij hem eeuwig zoudt weder hebben.
 wellicht Dit woord stelt hier niet enige twijfelachtigheid, maar verzacht hetgeen gezegd wordt.
,
 voor een kleinen Grieks, voor een uur, of, korte wijle.
,
 van u gescheiden Alzo verzacht 'Paulus Onesimus' misdaad van weglopen, om hem te beter met zijn heer te verzoenen.
,
 eeuwig zoudt weder Dat is, al zijn leven lang, Hebr. Want dewijl hij nu een vromen Christen geworden was, zo zou hij niet eens denken om wederom weg te lopen, of zijn heer ontrouw te zijn. Het schijnt dat hij enigszins ziet op de wetten van eeuwige slavernij; Exo 21:6; Deu 15:17.
16Nu voortaan niet als een dienstknecht, maar meer dan een dienstknecht, namelijk een geliefden broeder, inzonderheid mij, hoeveel te meer dan u, beide in het vlees en in den Heere.
 niet als een Dat is, niet alleen als een dienstknecht. Want hij verzoekt hier geen vrijlating, maar alleen verzoening.
,
 een geliefden broeder, Dat is, als een Christen, die de Christenen behoren lief te hebben, en die mij lief is.
,
 in het vlees Dat is, die aangaande zijn uiterlijken en vleselijken staat onder u staat, en u veel dienst zal doen in de dingen, die de uiterlijke zaken dezes levens in het vlees aangaan.
,
 Heere Namelijk die nu ook in den Heere Christus gelooft.
17Indiën gij mij dan houdt voor een metgezel, zo neem hem aan, gelijk als mij.
 een metgezel, Of, medegenoot; namelijk in het geloof en ook in den dienst des Woords.
,
 gelijk als mij Dat is, zoals gij zoudt doen omtrent mijzelf.
18En indien hij u iets verongelijkt heeft, of schuldig is, reken dat mij toe.
 iets verongelijkt Zo verzacht hij de misdaad van ontvreemding of dieverij, met een algemeen en zachter woord, gelijk ook Phi 1:11 en Phi 1:15. Desgelijks vertroostte ook Jozef zijn broeders; Gen 45:5.
,
 reken dat mij toe Namelijk alsof ik het u schuldig ware. Hier ziet men wat eigenlijk het woord toerekenen betekent, dat bij gelijkenis van borgtocht gebruikt wordt in de leer van de rechtvaardigmaking des mensen voor God; Gen 15:6; Rom 4:3, enz.
19Ik, Paulus, heb het geschreven met deze mijn hand, ik zal het betalen; opdat ik u niet zegge, dat gij ook uzelven mij daartoe schuldig zijt.
 Ik, Paulus, Dit is als een handschrift of obligatie, waarin hij belooft voor Onesimus de schade te betalen, die hij zijn heer gedaan had, opdat de verzoening daarom niet achterblijve.
,
 uzelven mij Namelijk daar ik door mijn prediking en onderwijzing u tot Christus bekeerd en behouden heb; om welke grote weldaad gij niet alleen uw goederen, maar uzelf mij schuldig zijt. En daarom behoort gij deze betaling van mij niet te begeren.
20Ja, broeder, laat mij uwer hierin genieten in den Heere; verkwik mijn ingewanden in den Heere.
 Ja, broeder, Grieks, Nai; welk woord gebruikt wordt niet alleen om de waarheid te bevestigen, maar ook om te smeken; gelijk het Hebr. woord ana, of, na, en het woord edoch, eilieve, in onze taal. Zie Mat 15:27; Rev 22:20.
,
 uwer hierin Dat is, deze vrucht of weldaad van u.
,
 genieten Hij gebruikt hier een Grieks woord, waarnaar Onesimus genaamd was, dat zoveel is te zeggen als profijtig, of een waarvan men vrucht, hulp, of vreugde geniet.
,
 in den Heere; Dat is, volgens het bevel en den wil des Heeren; of, in des Heeren naam, om des Heeren wil, tot wien hij nu bekeerd is.
,
 verkwik Zie van deze wijze van spreken Phi 1:7.
,
 mijn ingewanden Dit kan verstaan worden, òf van Onesimus, gelijk Phi 1:12.
21Ik heb aan u geschreven, vertrouwende op uw gehoorzaamheid; en ik weet, dat gij doen zult ook boven hetgeen ik zeg.
 op uw gehoorzaamheid; Dat is, dat gij naar mij zult luisteren en mijn verzoek plaats geven.
22En bereid mij ook tegelijk een herberg; want ik hoop, dat ik door uw gebeden ulieden zal geschonken worden.
 En bereid mij Dit doet hij er bij, opdat Filemon, verstaande dat Paulus zelf daar zou komen, te minder dit hem zou weigeren.
,
 door uw gebeden Die gij voor mijn verlossing doet.
,
 zal geschonken worden Dat is, zal van God uit genade verlost worden, en ulieden gelijk als uit den dood wedergegeven worden. Zie dergelijke wijze van spreken Act 27:24; Phi 1:25.
23U groeten Epafras, mijn medegevangene in Christus Jezus, 24Markus, Aristarchus, Demas, Lukas, mijn medearbeiders. 25De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met uw geest. Amen. Geschreven uit Rome aan Filemon, door bemiddeling van de dienstknecht Onesimus.
 met uw geest Dat is, met ulieder geest. Zie Gal 6:18; 2Ti 4:22.
Copyright information for DutSVVA