Proverbs 1:19

19Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen.
 paden Dat is, voornemen, daden en werken. Vergelijk Gen 6:12 , idem onder Pro 2:15 , en Pro 22:25 .
,
 gierigheid Hebreeuws, gierigheid giert, of met gierigheid giert. Alzo onder Pro 15:27 ; Jer 6:13 ; Eze 22:27 ;; Hab 2:9 . Het Hebreeuwse woord is meest altijd in het kwade genomen voor vuil, gierig en oneerlijk gewin. Zie Gen 37:26 ; Exo 18:21 ; 1Sa 8:3 ; Psa 119:36 , onder Pro 28:16 ; Isa 56:11 .
,
 zij zal de ziel Te weten, de gierigheid.
,
 haar meester Dat is, degene, die de gierigheid plegen. Zie van het woord Baäl, Gen 14:13 .
,
 vangen Dat is, in het verderf brengen, gelijk een vogel doet het aas, daar hij naar vliegt, gevangen wordt en aan zijn dood komt.
Copyright information for DutSVVA