Proverbs 29:24

24Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
 haat Dat is, in zijn eigen vijand, zich aanbrengende grote schande en schade. Zie gelijke manieren van spreken boven Pro 8:36 , en de aantekening.
,
 hij hoort De zin is, dat hij gemaand zijnde van den rechter met beëediging en vervloeking desgenen, die den dief weet en niet te kennen geeft, nochtans daar hij hem weet, dien loochent te weten. Anders: [alzo] die een vloek hoort en niet te kennen geeft, [gelijk er staat Lev 5:1 ] , die haat ook zijne ziel.
Copyright information for DutSVVA