Proverbs 14

1Elke wijze vrouw bouwt haar huis; maar die zeer dwaas is, breekt het af met haar handen.
 wijze Hebreeuws, de wijze der vrouwen; dat is, zo wie onder de vrouwen wijs is. Vergelijk Gen 47:3 ; Job 12:7 , en onder vs.9.
,
 bouwt Te weten, door hare kinderen godvruchtig op te brengen, hare dienstboden wijselijk te regeren, en den gansen staat des huisgezins in goede orde te houden. Alzo is het woord bouwen genomen, onder Pro 24:3 .
,
 die zeer dwaas is, Hebreeuws, de dwaasheid; dat is, zeer dwaas, alsof hij zeide: die de dwaasheid zelve is. Zie Job 35:13 .
,
 haar handen Dat is, met haar doen en laten. Alzo wordt de vergelding der handen genoemd hetgeen iemand voor zijn doen en laten vergolden wordt; Isa 3:11 .
2Die in zijn oprechtheid wandelt, vreest den Heere; maar die afwijkt in zijn wegen, veracht Hem.
 in zijn oprechtheid Vergelijk boven de aantekening Pro 2:7 , over de woorden oprechtelijke wandelen.
,
 afwijkt Te weten, van den rechten weg. Alzo boven Pro 2:15 ; zie de aantekening.
,
 in zijn wegen, Dat is, in zijn eigen voornemen, doen en laten. Zie Gen 6:12 .
,
 Hem Te weten, den Heere.
3In den mond des dwazen is een roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen bewaren hen.
 roede Dat is, een hovaardige en trotse roede of stok, waarmede hij eensdeels anderen slaat als hij hen stoutelijk lastert, eensdeels zichzelven als hij, in zijn leugenspreken achterhaald zijnde, gelijk als met een wederslag geraakt wordt.
,
 bewaren hen Te weten, door hun beleefde, voorzichtige en redelijke redenen, dat zij in het kwaad en onheil van den dwaas niet vallen.
4Als er geen ossen zijn, zo is de krib rein; maar door de kracht van den os is der inkomsten veel.
 ossen zijn, Alzo is het Hebreeuwse woord genomen, Deu 7:13 , en Deu 28:4 , Deu 28:18 , Deu 28:51 ; Psa 8:8 . Versta dit van de ossen, waarmede men het akkerwerk deed; Deu 22:10 , en Deu 25:4 .
,
 rein; Dat is, ledig van voeder voor de beesten en vervolgens van akkervruchten tot voeding der mensen. Alzo is gebrek van brood of leeftocht genaamd reinheid, dat is ledigheid der tanden, Amo 4:6 . Vergelijk boven Pro 12:11 , en onder Pro 28:19 .
5Een waarachtig getuige zal niet liegen; maar een vals getuige blaast leugens.
 waarachtig Hebreeuws, een getuige der waarheid; alzo onder vs.25, en in het volgende. Hebreeuws, een getuige der valsheid.
,
 blaast Alzo boven Pro 6:19 , en onder vs.25.
6De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.
 gene; Te weten, voorhanden, of te vinden, overmits de spotter die niet zoekt zoals hij behoort en waar zij te vinden is.
,
 licht Te weten, om te vinden, dewijl hij die zoekt, waar en zoals het behoort.
7Ga weg van de tegenwoordigheid eens zotten mans; want gij zoudt bij hem geen lippen der wetenschap merken.
 lippen Dat is, die verstandige en deugdelijke redenen voortbrengen; en dienvolgens is hij ook niet verstandig en deugdzaam van hart; want de mond spreekt uit den overvloed des harten; Mat 12:34 , vergelijk boven Pro 12:19 .
8De wijsheid des kloekzinnigen is zijn weg te verstaan; maar dwaasheid der zotten is bedriegerij.
 zijn weg Dat is, wat hij voornemen, doen of laten moet.
,
 bedriegerij Te weten omdat zij, niet lettende op hetgeen wel of kwalijk gedaan wordt, anderen mensen schadelijk zijn en zelf bedrogen uitkomen.
9Elke dwaas zal de schuld verbloemen; maar onder de oprechten is goedwilligheid.
 de schuld Versta de zonde, waarin hij zich of de zijnen bevindt schuldig te wezen.
,
 verbloemen; Dat is, met schone woorden en schijnbare redenen verschonen, bemantelen en ontschuldigen, opdat ze meer deugd dan misdaad gelijke. Anders: zal de zonde bespotten, dat is een spotwerk daarvan maken, uit hetwelk een ieder zijn tijdverdrijf neme en geen zwarigheid verwekke.
,
 goedwilligheid Te weten, waardoor de een den ander niet beschadigt, noch met woorden, noch met werken; of zo iemand zich vergrepen heeft, dat bekent en vriendelijk afmaakt, zulks dat zij zodanige verbloemde verschoning onder elkander, als zij misdaan hebben, niet behoeven.
10Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.
 zijn eigen Hebreeuws, zijne ziel. Vergelijk 1Ki 19:4 .
,
 bittere droefheid; Hebreeuws, bitterheid; dat is bittere droefheid en treurigheid; zie 2Ki 4:27 .
,
 deszelfs Te weten, die in eens anders hart verborgen is. Want een ieder alleen weet de droefheid en blijdschap, die in zijn hart is; 1Co 2:11 ; Rev 2:17 .
11Het huis der goddelozen zal verdelgd worden; maar de tent der oprechten zal bloeien.
 huis Dat is, de woning, staat, rijkdom en nakomelingen. Zie boven Pro 12:7 .
,
 tent Dat is, hun geringe woning. Zie 2Ki 13:5 .
12Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods.
 weg, Dat is, een manier van doen of van leven. Zie boven Pro 6:6 ; alzo in het volgende lid van vs.12.
,
 iemand Hebreeuws, voor het aangezicht des mans; dat is, in zijn ogen en oordeel; alzo onder Pro 16:25 . Vergelijk Ecc 2:26 , en Ecc 7:26 .
,
 het laatste Of, het achterste, het einde. Zie van het Hebreeuwse woord Psa 37:37 .
,
 wegen Dat is, wijzen van doen, die ter dood leiden, of den dood en het verderf veroorzaken; vergelijk Jer 21:8 .
13Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid.
 in het lachen Dat is, als de mens uitwendige tekenen van vreugde vertoont.
,
 smart hebben; Te weten, inwendige, die bedekt is met het uiterlijk gelaat der blijdschap.
,
 het laatste Versta dit en het voorgaande van hetgeen dikwijls gebeurt, maar niet altijd.
,
 van die blijdschap Te weten, van het lachen.
14Die afkerig van hart is, zal van zijn wegen verzadigd worden; maar een goed man van zich zelven.
 Die afkerig Dat is, die in zijn hart afgeweken is van God, of van zijne geboden en paden. Alzo Psa 44:19 .
,
 van zijn wegen Dat is, van zijn doen en laten, strijden tegen Gods wet. Zie Gen 6:12 .
,
 verzadigd Dat is, naar zijne verdienste met rechtvaardige straffen door God opgevoed worden. Zie Job 7:4 .
,
 van zichzelven Te weten, zal verzadigd en voldaan worden, dat is, zal zijne genoegzaamheid hebben, te weten in het loon, waarmede God uit genade zijne vroomheid vergelden zal. Anders: maar een goed man [is afkerig], of [wijk] van hem; te weten, die afkerig van hart is, waarmede hij ook straffen deszelven ontgaat. Anders: van de zijne; te weten, wegen.
15De slechte gelooft alle woord; maar de kloekzinnige merkt op zijn gang.
 woord; Of ding; te weten, hoedanig zou hetzelve mogen wezen, te weten: waar of vals, hem eerlijk of oneerlijk, voordelig of schadelijk.
,
 merkt op Dat is, wacht zichzelven dat hij in zijn doen en laten door lichtgelovigheid op allemans zeggen niet aangaat.
16De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
 is oplopende Te weten tegen degenen, die hem waarschuwen en van Godswege dreigen, zichzelven wijsmakende dat hij geen nood heeft.
17Die haastig is tot toorn, zal dwaasheid doen; en een man van schandelijke verdichtselen zal gehaat worden.
 haastig Hebreeuws, kort van toornigheden; dat is, haast toornig, korthoofdig, korzel, die onder vs.29 wordt genoemd kort van geest.
,
 van schandelijke Het Hebreeuwse woord, van hetwelk te zien is Job 21:27 , is hiet in het kwade genomen, gelijk boven Pro 12:2 . Anderen nemen het in het goede, voor bedachtzaamheid, gelijk boven Pro 1:4 , en vertalen deze plaats aldus: en een man der bedachtzaamheden; dat is die alles rijpelijk verzint, zichzelven brekende en intomende, wordt gehaat, te weten van de kwaden.
18De slechten erven dwaasheid; maar de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen.
 erven Dat is, genieten de schadelijke vrucht daarvan, welken meer en meer in dwaasheid vervallen en alzo Gods ongenade vermeerderen en schande behalen bij de mensen, met het verderf der ziel en des lichaams.
,
 met wetenschap Of, met wetenschap gekroond worden; dat is, in wetenschap toenemen en zo uitsteken dat zij daarmede als met een kroon zullen versierd en vereerd wezen.
19De kwaden buigen voor het aangezicht der goeden neder, en de goddelozen voor de poorten des rechtvaardigen.
 buigen Hetwelk somtijds geschiedt omdat zij door de krachtige hand Gods hier vernederd, en de goeden verheven worden, of omdat hunne conscientie hen dwingt de deugd in de deugdzamen te eren. Vergelijk de aantekening Gen 4:7 .
,
 voor de poorten Anders: zijn aan de poorten, enz.; te weten, om troost, raad en bijstand van hen te begeren, nadat zij voor Gods straffen vernederd zijn geweest.
20De arme wordt zelfs van zijn vriend gehaat; maar de liefhebbers des rijken zijn vele.
 vriend Het Hebreeuwse woord betekent wel ieder mens, met wien wij te doen hebben en dien wij onzen naaste noemen, gelijk Gen 11:3 ; Exo 21:14 ; Lev 19:18 , en hier in vs.21 enz.; maar hier wordt het genomen voor een vriend, metgezel of goede bekende, gelijk 2Sa 16:17 ; Job 16:20 ; Pro 19:6 ; Mic 7:5 , enz.
21Die zijn naaste veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt, die is welgelukzalig.
 Die zijn naaste Anders: een zondaar veracht zijnen naaste.
,
 veracht, Te weten, om zijne armoede, tegenspoed, ellende, nederheid, of iets dergelijks, zoals uit de tegenstelling kan afgenomen worden.
,
 der nederigen Of, zachtmoedigen. Versta, degenen, die bij hunne ellende zachtzinnig, manierlijk en nederig zijnde, niet lichtelijk tot toorn uitbreken, en daarom haast verdrukt kunnen worden. Zie Psa 10:17 .
22Dwalen zij niet, die kwaad stichten? Maar weldadigheid en trouw is voor degenen, die goed stichten.
 Dwalen Deze manier van vragen verzekert krachtiglijk hetgeen gezegd wordt.
,
 zij niet, Te weten, niet alleen van het oogmerk, dat zij zich voorstellen, maar inzonderheid van hun eigen welvaren, zulks dat zij in het verderf geraken.
,
 die kwaad Dat is, smeden, verzinnen en praktiseren, om dat tot huns naasten schade aan te leggen. Zie van het Hebreeuwse woord boven Pro 3:29 .
,
 weldadigheid Te weten zowel van de vrome mensen als van God zelf, die volgens zijne beloften, getrouwelijk den goeden goeddoet.
23In allen smartelijken arbeid is overschot; maar het woord der lippen strekt alleen tot gebrek.
 In allen Te weten, die men wel en eerlijk doet, naar zijne beroeping.
,
 overschot; Dat is, gewin, voordeel en verovering.
,
 woord Versta, alle ijdele en lichtvaardige redenen, die nergens toe nut hebben dan om den kostelijken tijd met grote schade te verliezen; van welke te zien is boven Pro 10:19 . Vergelijk 2Ki 18:20 .
24Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid.
 kroon Dat is, sieraad, die hen bij de mensen aanzienlijk maakt. Zie boven Pro 12:4 .
,
 rijkdom; Te weten, omdat zij dien wel gebruiken, daarmede dankbaar zijnde jegens God, weldadig jegens hunnen naaste en matig omtrent zichzelven.
,
 der zotten Te weten, die rijk zijn.
,
 is dwaasheid Dat is, blijft, dient hun niet tot eer en aangenaamheid bij de mensen, maar tot schande en verachting, gelijk de dwaasheid bij allen schandelijk en verachtelijk is, en al wat zij hebben baat hun niet, maar strekt hun tot enkel dwaasheid.
25Een waarachtig getuige redt de zielen; maar die leugens blaast, is een bedrieger.
 waarachtig Hebreeuws, getuige der waarheid. Alzo boven vs.5.
,
 redt Dat is, bevrijdt en verlost van den dood.
,
 de zielen; Dat is, de mensen, die men door lasteringen en valse beschuldigingen om hals zoekt te brengen.
,
 leugens Alzo boven vs.5, en Pro 6:19 ; zie de aantekening. Versta hier leugens, en waardoor iemand ter dood bezwaard wordt.
,
 een bedrieger Hebreeuws, bedrog; alzo boven Pro 12:24 en Pro 13:6 ; zonde voor zondaar. Anders: maar een bedrieger blaast leugens uit.
26In de vreze des Heeren is een sterk vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen.
 sterk Hebreeuws, vertrouwen der sterkte; dat is een sterk vertrouwen; namelijk voor degenen, die den Heere vrezen. Alzo Psa 71:7 .
,
 Zijn kinderen Versta, Gods kinderen, of de kinderen dergenen, die Hem vrezen en zich op Hem verlaten, dien Hij om hunnentwil gunstig is.
27De vreze des Heeren is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods.
 een springader Dat is, als een springader, uit welken het leven voortvloeit. Vergelijk boven Pro 10:11 , en de aantekening.
,
 strikken Zie boven Pro 13:14 .
28In de menigte des volks is des konings heerlijkheid; maar in gebrek van volk is eens vorsten verstoring.
 eens vorsten Anders: de verstoring, of het verderf, of de verbreking eens prinsdoms of ener heerschappij.
29De lankmoedige is groot van verstand; maar die haastig is van gemoed, verheft de dwaasheid.
 lankmoedige Hebreeuws, lang van toornigheden; dat is, niet haastig tot gramschap; zie Exo 34:6 .
,
 is groot Dat is, heeft veel verstand, hetwelk hij bewijst doordat hij het ongelijk hem aangedaan, of het kwaad, dat hij ziet geschieden, met geduld opnemende, zich wachten kan iets te doen, dat tegen eer en vroomheid strijden zou.
,
 haastig is Hebreeuws, kort van geest; dat is, haastig tot toorn; zie boven vs.17, en vergelijk Ecc 7:9 .
,
 verheft Dat is, steekt haar gelijk omhoog en brengt haar voor den dag om van allen gezien te worden, dewijl hij door zijne toornigheid dingen aanricht, die met de eer en deugd niet bestaan kunnen.
30Een gezond hart is het leven des vleses; maar nijd is verrotting der beenderen.
 gezond Hebreeuws, een hart der gezondheid. Versta, een hart of gemoed, dat zuiver is van alle kwade gedachten, driften en bewegingen tegen zijnen naaste, en voornamelijk van den nijd, waarvan hier eigenlijk gesproken wordt.
,
 het leven Dat is de gezondheid en het welvaren van het lichaam. Alzo leven voor genezen en gezond worden, of welvaren naar het lichaam; 2Ki 8:8 . Zie aldaar de aantekening.
,
 des vleses; Het Hebreeuwse woord staat in het getal van velen, om te kennen te geven dat een gezond hart niet alleen zijn eigen lichaam goeddoet, maar ook de lichamen van anderen.
,
 der beenderen Dat is, der allerinwendigste leden en krachten des lichaams, en dienvolgens ook des geestes. Zie Job 7:15 . Vergelijk boven Pro 12:4 , en de aantekening. Idem onder Pro 17:22 , en de aantekening.
31Die den arme verdrukt, smaadt deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt, eert Hem.
 verdrukt, Te weten, door bedrog, of geweld. Vergelijk onder Pro 22:16 , en de aantekening Eze 18:18 .
,
 deszelfs Zie Job 4:17 .
32De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt zelfs in zijn dood.
 kwaad; Versta, het kwaad der straf; dat is, in zijn ongeluk, ellende en tegenspoed. Anders: om zijner kwaadheid of boosheid wil; verstaande dit van het kwaad der schuld.
,
 betrouwt Te weten, op God.
,
 in zijn dood Dat is, niet alleen in allerlei tegenspoed van dit leven, maar ook in den dood, die hem natuurlijk overkomt of geweldiglijk aangedaan wordt. Zie Job 13:15 .
33Wijsheid rust in het hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten is, wordt bekend.
 rust Te weten, daarin opgesloten als in een kabinet, om die ter bekwamer tijd en plaats voort te brengen.
,
 is, Te weten, de dwaasheid, die in hun hart is, of de wijsheid, die zij onverstandig en ontijdig uitwerpen. Anders: maar in het midden der zotten wordt zij bekend; te weten, wanneer zij overtuigd worden door de vromen in hunne conscientiën, of wanneer het onderscheid gemerkt wordt, dat er is tussen de zotten en de wijzen.
34Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën.
 verhoogt Te weten, dat het gezegend zij van God en vermaard onder de mensen.
,
 is een schandvlek Dat is, maakt de volken te schande. Zie deze betekenis van het Hebreeuwse woord chesed Lev 20:17 .
35Het welbehagen des konings is over een verstandigen knecht; maar zijn verbolgenheid zal zijn over dengene, die beschaamd maakt.
 knecht; Zie Gen 20:8 .
,
 die beschaamd Te weten, zijn koning en zichzelven. Vergelijk boven Pro 10:5 .
Copyright information for DutSVVA