Proverbs 29

1Een man, die, dikwijls bestraft zijnde, den nek verhardt, zal schielijk verbroken worden, zodat er geen genezen aan is.
 man, Hebreeuws, een man der bestraffingen; dat is die veel en dikwijls bestraft wordt. Alzo een man der smarten, Isa 53:3 , voor dengene, die veel smarten lijdt. Een man der begeerten, Dan 10:11 voor dengene, die zeer begeerd wordt.
,
 den nek Zie Exo 32:9 .
,
 zodat Zie boven Pro 6:15 .
2Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk.
 groot Dat is, als zij tot groot aanzien komen en in de regering zitten; gelijk af te nemen is uit het andere lid van vs.2. Vergelijk 2Ki 5:1 , en 2Ki 10:6 , en 2Ki 25:9 , met de aantekening. Anders: vele worden, of vermenigvuldigen.
,
 zucht Te weten onder den last der tirannie waarmede het van de goddeloze heersers verdrukt wordt; zie een exempel Exo 2:23 .
3Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door.
 maar die Dat is, der hoeren aanhanger, voeder en onderhouder. Hebreeuws, weider. Zie boven Pro 13:20 .
4Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
 Een koning Te weten, die wijs en vroom is. Zie boven Pro 18:22 .
,
 het land Dat is, de regering, of den staat van het land en het welvaren der inwoners of onderzaten.
,
 door het recht; Dat is, door het handhaven van alle goede wetten, waardoor de goeden voorgestaan en de kwaden gestraft worden.
,
 maar een, Hebreeuws, een man der heffing, of der hefoffers. Van het Hebreeuwse woord terumah zie Lev 7:14 , en Num 5:9 , in de aantekening. Hier verstaan wij hetzelve van de heffing der geschenken, waartoe een heer des lands zou mogen genegen zijn om iemand gunst toe te dragen, zonder aanzien op het recht te hebben. Men kan het woord ook verstaan van de oplegging der schattingen, die een prins van zijne onderzaten met verdrukking derzelven tiranniglijk opneemt.
5Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.
 vleit, Te weten met hem onmatig te prijzen, te verschonen in zijne zonden en bedektelijk tot allerlei boosheid op te hitsen, enz.
,
 spreidt Dat is, brengt hem in gevaar des verderfs, dat onder de vleiende woorden verborgen is; gelijk een vogel door het aas aangelokt wordt om in het net, waarom hij niet verdacht is, gevangen te worden.
6In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde.
 strik; Te weten verborgen, hetwelk hem brengt in het gevaar des verderfs, ja, waarin hij gewisselijk zal verloren gaan, tenzij God hem door de bekering daaruit trekke.
,
 juicht Te weten omdat hij, zich wachtende van zonden, zodanigen strik niet vreest.
7De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
 rechtvaardige Te weten, rechter.
,
 neemt kennis Dat is, neemt aan het geschil der armen te onderzoeken, te verstaan, te bezorgen en te helpen, zoals de gerechtigheid der zaak vereist. Vergelijk Job 29:16 .
,
 de wetenschap Namelijk waardoor hij behoort te verstaan zowel zijn schuldigen plicht, die hem verbindt tot de hulp der armen als de rechte manier en wijze om dezelve wel en tijdig te betonen.
8Spotdrijvende lieden blazen een stad aan brand; maar de wijzen keren den toorn af.
 Spotdrijvende Hebreeuws, mannen, of lieden der spotternij, of bespotting.
,
 blazen Te weten door het vuur der goddelijke wraak aan te steken door hun gruwelijken zonden, of ook het vuur der onenigheid of van muiterij en oorlog door hun kwaden raad en ontrouw. Anders: verstrikken ene stad.
,
 toorn Te weten, Gods, door hun godvruchtige gebeden, en der mensen, door hun voorzichtigheid, zachtmoedigheid, manierlijkheid, enz.
9Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust.
 hij beroerd Te weten de wijze man. De zin is, hetzij hij zich toorniglijk, hetzij vriendelijk aanstelt, het is eveneens. Anderen verstaan dit van den dwaas, die nu gram wordt en dan lacht, maar al met enerlei bezwaarlijke uitkomst.
,
 rust Te weten van het geschil. Want de dwaze zal altijd nog uitvlucht zoeken en wat in te brengen hebben.
10Bloedgierige lieden haten den vrome; maar de oprechten zoeken zijn ziel.
 Bloedgierige Hebreeuws, mannen, of lieden der bloeden; dat is de bloedgierige mensen, of die tot doodslagen genegen zijn. Zie Psa 5:7 .
,
 vrome; Zie Gen 6:9 , en Job 1:1 .
,
 ziel Te weten om die van het verderf te bevrijden. Vergelijk Psa 142:5 . Anders is de ziel van iemand te zoeken naar zijn leven staan. Zie Exo 4:19 ; 2Sa 4:8 .
11Een zot laat zijn gansen geest uit, maar de wijze wederhoudt dien achterwaarts.
 zijn gansen Dat is, al zijne gedachten. Vergelijk boven Pro 1:23 ; idem gedachten, bewegingen, genegenheden. Zie 2Ki 19:7 .
,
 weerhoudt Dat is, houdt en bindt zichzelven in, dat hij al zijne gedachten, wetenschap en voornemen niet tevens openbaart.
12Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos.
 heerser, Versta een, die over enig landschap en volk de opperste regeerder is. Zie 2Sa 23:3 .
,
 leugentaal Hebreeuws, het woord der valsheid; alzo boven Pro 13:5 .
,
 acht geeft, Te weten alzo, dat hij ze genegen is te geloven en voor te staan.
,
 zijn goddeloos Welverstaande ten merendeel, vermits een goddeloos regeerder zijns gelijken begeert en gemeenlijk krijgt door het beleid der zijnen, die hem gelijk zijn, of zo zij vroom zijn, die hij krijgt, poogt dezelven naar zijn zin te formeren of af te richten.
13De arme en de bedrieger ontmoeten elkander; de Heere verlicht hun beider ogen.
 de bedrieger Hebreeuws, de man der bedriegerijen, of der woekeringen, of loosheden. Versta, een onrechtvaardigen rijke, die zijn rijkdom wint met loze en onrechtvaardige praktijken. Anders: een man der loze vlijtigheden; dat is, die door naarstigheid, vermengd met behendigheid middelen vergadert.
,
 ontmoeten Dat is, leven en handelen met elkander. Vergelijk boven Pro 22:2 , en de aantekening.
,
 verlicht Te weten met het licht der zon, zodat Hij hen beiden in het leven houdt, zolang als het hem belieft; Mat 5:45 . Sommigen verstaan het van de verlichting van het natuurlijke verstand. Vergelijk Joh 1:9 .
14Een koning, die de armen in trouw recht doet, diens troon zal in eeuwigheid bevestigd worden.
 armen Te weten die lichtelijk kunnen verdrukt worden door de onrechtvaardigheid en het geweld van anderen, en bezwaarlijk hulp vinden door hun eigen onvermogen en armoede.
,
 recht doet, Dat is, kennis neemt van hunne zaak, daarvan recht oordeelt zonder aanzien van personen, en zo hij hen bevindt recht te hebben, dezelve voorstaat tegen hunne verdrukkers, met veroordeling en uitvoering, zonder daarin te verflauwen door des enen kleinheid en armoede, of omgekeerd te worden door des anderen grootheid en rijkdom. Alzo Psa 83:3 ; Isa 1:17 , enz.
15De roede, en de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zich zelf gelaten is, beschaamt zijn moeder.
 roede, Versta, de straf, die geschiedt door slagen; zie boven Pro 10:13 .
,
 bestraffing Te weten die geschiedt door woorden; hoewel het woord in het oorspronkelijke somtijds ook betekent de straffing, welke dadelijk geschiedt door slagen. Zie boven Pro 3:11 .
,
 dat aan zichzelf Dat is, dat men toelaat zijn zelfs te zijn, zonder onder iemands opzicht onderwijs en bedwang te staan.
,
 zijn moeder Ja ook zijnen vader; maar voornamelijk de moeder, omdat zij meest in deszelfs opbrenging bezig is geweest, gelijk ook het vrouwelijk geslacht de versmading der kwaadwilligen meest onderworpen is en zich dezelve lichter aantrekt.
16Als de goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val aanzien.
 velen worden, Of vermenigvuldigen, of groot worden; vergelijk boven vs.2.
,
 hun val Vergelijk Psa 37:34 .
17Tuchtig uw zoon, en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal uw ziel vermakelijkheden geven.
 Tuchtig Te weten met woorden en slagen, naardat de zaak vereisht. Zie boven Pro 9:7 .
18Als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot; maar welgelukzalig is hij, die de wet bewaart.
 profetie is, Hebreeuws, gezicht. versta, gene verkondiging van Gods Woord, waardoor de wil Gods jegens ons en onze schuldige plicht jegens hem ons aangediend en verklaard wordt. Alzo is het woord gezicht genomen, 1Sa 3:1 ; 1Ch 17:15 .
,
 ontbloot; Te weten van Gods genade, zegen en bescherming, en alzo van zijn tijdelijk en eeuwig welvaren. Vergelijk Exo 32:25 , en de aantekening. Anders: verlaten, of verworpen, of keert zich terug.
,
 die de wet Dat is, die den weg des Heeren houdt. Zie Gen 18:19 .
19Een knecht zal door de woorden niet getuchtigd worden; hoewel hij u verstaat, nochtans zal hij niet antwoorden.
 knecht Versta, al degenen, die een slaafsen geest hebbende, niet tot hun schuldigen plicht kunnen gebracht worden door goede vermaning, maar behoeven daartoe ook harde slagen.
,
 niet getuchtigd Te weten om te doen wat zijn heer hem beveelt en daartoe ook verbonden is.
,
 hoewel hij Of, als hij [u] verstaat en niet antwoordt.
,
 niet antwoorden Te weten noch met ongeveinsde woorden noch met gehoorzame daad.
20Hebt gij een man gezien, die haastig in zijn woorden is? Van een zot is meer verwachting dan van hem.
 Hebt gij Vergelijk boven Pro 26:12 .
,
 woorden is? Of, werken en daden.
,
  verwachting Te weten van voorzichtig en tijdig te spreken, of iets met goeden raad in het werk te stellen.
21Als men zijn knecht van jongs op weeldig houdt, hij zal in zijn laatste een zoon willen zijn.
 zoon Een zoon van het huisgezin, die het recht van het kindschap en der erfenis tot zich wil trekken. Vergelijk de voorbeelden van Abner, 2Sa 3:7-8 ; van Jerobeam, 1Ki 11:26-28 ; van Zimri, 1Ki 16:9 .
22Een toornig man verwekt gekijf; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding.
 toornig man Hebreeuws, een man des toorns; dat is, die tot toorn genegen is. Zie Job 11:11 .
,
 de grammoedige Hebreeuws, een heer der grimmigheid. Vergelijk boven Pro 22:24 .
23De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden.
 vasthouden Dat is, zekerlijk verkrijgen en steeds behouden, te weten bij God, bij de vromen en bij de getuigenis zijner conscientie. Zie gelijke manier van spreken, boven Pro 11:16 . Anders: maar de nederige van geest zal de eer ondersteunen.
24Die met een dief deelt, haat zijn ziel; hij hoort een vloek, en hij geeft het niet te kennen.
 haat Dat is, in zijn eigen vijand, zich aanbrengende grote schande en schade. Zie gelijke manieren van spreken boven Pro 8:36 , en de aantekening.
,
 hij hoort De zin is, dat hij gemaand zijnde van den rechter met beëediging en vervloeking desgenen, die den dief weet en niet te kennen geeft, nochtans daar hij hem weet, dien loochent te weten. Anders: [alzo] die een vloek hoort en niet te kennen geeft, [gelijk er staat Lev 5:1 ] , die haat ook zijne ziel.
25De siddering des mensen legt een strik; maar die op den Heere vertrouwt, zal in een hoog vertrek gesteld worden.
 siddering Te weten die al te groot en overmatig is, waardoor men in de gevaren en gedreigde zwarigheden niet vertrouwt op God, gelijk men behoort.
,
 legt Dat is, brengt den bevreesden mens in groot gevaar van meer te zondigen tegen God en door velerlei ongelukkige bejegeningen meer van God gestraft te worden.
,
 in een hoog Te weten daar hij zeker en vrij van alle gevaren zal zijn.
26Velen zoeken het aangezicht des heersers; maar een ieders recht is van den Heere.
 zoeken Te weten om iets te begeren tot handhaving en bevordering van het recht, dat zij tegen iemand uitstaande hebben.
,
 is van den HEERE Te weten die volkomenlijk de gerechtigheid bemint, en ook der heren harten in zijne hand heeft, boven Pro 21:1 , en daarom vooral moet aangesproken wezen. Zie exempelen hiervan Neh 1:4 ; Est 4:16 .
27Een ongerechtig man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel.
 Een ongerechtig Hebreeuws, een man des onrechts; dat is, die onrecht liefheeft. Vergelijk boven Pro 6:12 .
,
 die recht Dat is, die wijs en vroom is. Vergelijk Psa 37:14 , en Psa 119:1 .
,
 den goddeloze Hebreeuws, des goddelozen gruwel. Zie boven Pro 3:32 .
Copyright information for DutSVVA