Psalms 124

1Een lied Hammaaloth, van David. Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, zegge nu Israël,
  lied Hamaälòth, Zie Psa 120:1 .
,
  zegge nu Israël, Versta, het gedaan, of verhoed, of belet hadden. Alzo in vs.2.
2Ten ware de Heere, Die bij ons geweest is, als de mensen tegen ons opstonden; 3Toen zouden zij ons levend verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. 4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
 wateren overlopen Zie de aantekening bij 2Sa 22:17 .
,
 over onze ziel Dat is, over onze personen.
,
 gegaan zijn Te weten, tot beneming van ons leven.
5Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
 de stoute wateren Dat is, grote, machtige, onstuimige, gelijk Job 38:11 .
6De Heere zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. 7Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.
 de strik is gebroken, Dat is, God heeft hun listige aanslagen, door welke zij ons meenden te vangen, te schande gemaakt.
8Onze hulp is in den Naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
 is Of, zij.
,
  in den Naam des Dat is, in, of op de Heere.
Copyright information for DutSVVA