Psalms 23

1Een psalm van David. De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. 2Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.
 nederliggen Verg. Eze 34:15 .
,
 grazige Hebr. weiden van gras, of grasscheukens. Anders, in grazige kooien, of hutten, dat is, die rondom omgeven zijn met groene grazige weiden.
,
 zachtkens Gelijk Exo 15:13 , en Psa 31:4 .
,
 stille Hebr. wateren der stilte, dat is, die zeer zacht en stil zijn lopende, tot watering der beesten zeer bekwaam.
3Hij verkwikt mijn ziel; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid, om Zijns Naams wil.
 verkwikt Hebr. Hij doet wederkeren, of Hij brengt weder, dat is, Hij richt op, Hij verkwikt, gelijk een herder de schapen, door hitte en dorst verflauwd zijnde, met lieflijke wateren weder terechtbrengt en verkwikt. Zie Rth 4:15 ; Psa 19:8 ; Pro 25:13 . Of, Hij doet mijne ziel wederkeren; te weten, op het rechte pad.
,
 spoor Hebr. de sporen.
4Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
 schaduw Dat is, op schrikkelijk duistere en gevaarlijke wegen, hetwelk David in zijn ballingschap ongetwijfeld dikwijls zal gebeurd zijn. Wat deze manier van spreken verder betekent, is te zien Job 3:5 , en Job 10:21-22 , en Job 24:17 ; Psa 44:20 , en Psa 107:10 , Psa 107:14 :Jer 2:6 enz.
,
 met mij Zie Gen 21:22 , en Gen 31:3 .
,
 staf Te weten, herderstaf, die tegenlijk voor een steunsel dient; alzo blijft de profeet in de gelijkenis van den herder. Zie Lev 27:32 ; Eze 20:37 ; Mic 7:14 ; Zec 11:7 , enz.
5Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders; Gij maakt mijn hoofd vet met olie, mijn beker is overvloeiende.
 tafel Zie Pro 9:2 , enz.
,
 tegenover Dat zij het tot hun spijt moeten aanzien en lijden. Zie Psa 112:10 .
,
 maakt Dat is, Gij zalft mijn hoofd overvloedloediglijk, zodat het als vet en vloeiende is van olie.
,
 olie, Versta, welriekemde olie of balsem. Zie Rth 3:3 , en Pro 21:17 . De zin is: Gij vervrolijkt mij uitermate zeer. Verg. Psa 45:8 , en Psa 133:2 ; Ecc 9:8 ; Isa 61:3 .
,
 beker Zie Psa 11:6 .
6Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des Heeren blijven in lengte van dagen.
 weldadigheid Des Heeren die Hij den zijnen belooft en bewijst.
,
 blijven Anders, rusten; te weten in des Heeren tabernakel, om Hem met zijn volk te dienen en te loven; hetwelk sommigen niet alleen op dit leven duiden, maar ook op het toekomende; alzo ook de volgende woorden.
,
 lengte Dat is, langen tijd, of eeuwigheid. Verg. Psa 21:5 , en Psa 93:5 ; Isa 53:10 .
Copyright information for DutSVVA