Psalms 99

1De Heere regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.
 regeert, Te weten, over ons, dat is, Hij beschermt ons krachtiglijk tegen onze vijanden. Zie Psa 97:1 .
,
 dat de volken Anders, [daarom] beven de volken, en alzo in het volgende. Anders: ofschoon de volken gestoord, of beroerd, of verschrikt zijn.
,
 Hij zit Zie 1Sa 4:4 .
,
 bewege zich Te weten, van vreze, of om den Heere eerbieding te doen.
2De Heere is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.
 groot Dat is, treffelijk, vol van majesteit.
,
 in Sion, Dat is, onder zijn volk Israël, dat op den berg, waar de tempel was, placht te vergaderen en tot den godsdienst te komen.
3Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is; 4En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.
 de sterkte Die Hij doet blijken in het verdrijven onzer vijanden.
,
 des Konings, Te weten, Christus Jezus.
,
  Gij hebt Te weten, die onze Koning zijt.
,
 billijkheden Dat is, alle billijkheid of rechtmatigheid; alsof hij zeide: Al is de Heere een sterk en machtig Koning, nochthans is Hij geen tiran, dat Hij zijne onderzaten met geweld zou onderdrukken; maar Hij bemint de gerechtigheid en Hij doet een ieder recht.
,
 in Jakob Dat is, onder het volk Israël, dat van Jakob afkomstig is.
5Verheft den Heere, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!
 voor de voetbank Anders, tegenover de voetbank zijner voeten. Zie de aantekening bij 1Ch 28:2 ; alzo wordt de letter lamed ook genomen in vs.9, en elders dikwijls.
,
 Hij is heilig Te weten, God, of de tempel; of welke [te weten voetbank] heilig is.
6Mozes en Aäron waren onder Zijn priesters, en Samuël onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den Heere, en Hij verhoorde hen.
 Mozes Alsof hij zeide: Gij zult niet tevergeefs, voor den Heere nedervallende, Hem aanroepen, want immers heeft Hij zijn getrouwe dienaars verhoord; alzo zal Hij ulieden mede doen, vooral nadat de ware Priesters en voorspraak Christus persoonlijk zal verschenen zijn. Mozes wordt onder de priesters gesteld, omdat hij voor het volk placht te bidden en ook geofferd heeft, hoewel hij daarna geen gewoon priester gebleven is. Zie Exo 29:11 , Exo 29:16 ; Jer 15:1 .
,
 zijn priesters, Of, oversten, prinsen. Hebr. cohen. Zie de aantekening bij Gen 41:45 .
,
 zij riepen Te weten, Mozes en Aäron, gelijk er geschreven staat Exo 32:11 , enz.; Num 14:13 , Num 14:17 ,Num 14:19 , en Num 16:22 , Num 16:42 , Num 16:46 , en 1Sa 7:9 , en 1Sa 12:19 , 1Sa 12:23 ; Jer 15:1 .
7Hij sprak tot hen in een wolkkolom; zij hebben Zijn getuigenissen onderhouden, en de inzettingen, die Hij hun gegeven had.
 tot hen in Te weten, Mozes en Aäron; Num 16:22 , Num 16:42 . Doch inzonderheid tot Mozes. Zie Exo 33:9 .
,
 zij hebben Te weten, Mozes en Aäron.
,
 zijn getuigenissen Dat is, zijne geboden, door welke Hij betuigde wat Hij wilde dat zij doen zouden.
8O Heere, onze God! Gij hebt hen verhoord, Gij zijt hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over hun daden.
 een vergevend Dat is, die hun hunne zonden hebt vergeven, en hebt hen van U niet verworpen.
,
 hun Te weten, des volks, voor hetwelk Mozes had; Exo 32:14 , en Exo 34:35 ; Num 14:20-21 , Num 14:23 . Of hunne, te weten Mozes en Aäron; gelijk te zien is Num 20:12 ; Deu 3:23-25 . Of versta hier door hunne zowel den een als den ander.
,
 daden Dat is, misdaden.
9Verheft den Heere, onzen God, en buigt u voor den berg Zijner heiligheid; want de Heere, onze God, is heilig.
 Verheft Te weten, door lofzangen en dankzeggingen.
,
 voor den berg Of, tegenover, gelijk boven vs.5, en hier wordt verstaan de berg Zion, en daardoor de tempel en de ark die daarin was.
Copyright information for DutSVVA