Psalms 104:13-15
13Hij drenkt de bergen uit Zijn opperzalen; de aarde wordt verzadigd van de vrucht Uwer werken. ▼▼ drenkt de Dat is, Hij bevochtigt hen, te weten, met het regenwater.
,
▼▼ uit zijn Dat is, uit de wolken, gelijk vs.3.
,
▼▼ aarde wordt Alsof hij zeide: Het aardrijk wordt met den regen zijn dorst geblust, nadat het lang dorst geleden heeft.
,
▼▼ van de vrucht Dat is, van den regen, welken God alleen geeft; Jer 10:13 , en Jer 14:22 . Of, van den regen, die uit uwe werken, o Heere, dat is uit de wolken gelijk als ene vrucht voortkomt. Van den regen wast het koren en gras; idem alle kruiden en boomvruchten. Verg. hiermede Job 38:26-28 ; Deu 11:14-15 .
14Hij doet het gras uitspruiten voor de beesten, en het kruid tot dienst des mensen, doende het brood uit de aarde voortkomen. ▼
,
▼▼ het kruid Te weten, allerlei kruid tot spijs en tot medicijn.
,
▼ 15En den wijn, die het hart des mensen verheugt, doende het aangezicht blinken van olie; en het brood, dat het hart des mensen sterkt. ▼▼ den wijn, Te weten, doet Hij voortkomen. Den wijn, dat is, den wijnstok waar de druiven vol wijn aan wassen.
,
▼
,
▼
,
▼▼ het brood, dat Dat is, het koren, waar men het brood van maakt.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA