Psalms 126:5-6

5Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.
 Die met tranen zaaien, Dit zijn de woorden der Joden, die kort uit Babylonische gevangenschap gekomen waren. Alsof zij zeiden: Wij, die ten tijde de Babylonische gevangenschap met tranen gezaaid hebben, zullen hierna met vreugde maaien, verheugd zijnde vanwege onze verlossing uit Babel.
6Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en wenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijn schoven.
 het zaad draagt, Anders: het kostelijke zaad; dat is, dat hun duur ingekocht staat.
,
 dat men zaaien zal, Of, dat hij zaaien zal. Hebr. de trekking des zaads, of het zaad der trekking; te weten, dat uit den zaadzak getrokken wordt.
,
 gaat al gaande en Deze manier van spreken betekent een gedurig en naarstig gaan. De zin is: Het gaat ons als de arme landlieden, die een weinig duurgekocht zaad hebbende, hetwelk zij wel tot hunne nooddruft behoeven zouden; hetzelve, genoeg tegen hun hart, in den akker strooien; maar als de oogsttijd komt, zo zijn zij heel blijde, omdat zij Gods rijke zegening zien.
Copyright information for DutSVVA