Psalms 27:4

4Een ding heb ik van den Heere begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des Heeren, om de liefelijkheid des Heeren te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel.
 ding Of, ene [ begeerte ] heb ik begeerd. Verg. Jdg 8:24 ; 1Sa 2:20 , inzonderheid 1Ki 2:20 . David schijnt dit gedicht te hebben in zijne ballingschap, wanneer hij wel in vele zwarigheden stak, maar van gene zo verdrukt en gekweld werd dan dat hij den reinen godsdienst en goddelijk waartekenen der zaligmakende genade met Gods volk niet mocht gebruiken; waarom hij ook dit voornamelijk en gestadiglijk in zijne gebeden te dien tijde God heeft voorgehouden.
,
 zoeken Dat is, zonder ophouden daarom bidden en daarnaar trachten.
,
 lieflijkheid De lieflijke godsdienst, waardoor de Messias met al zijne weldaden wordt afgebeeld en dagelijks geloofd en geprezen.
,
 onderzoeken Des Heeren heilige genadewerken en wil uit zijn Woord. Verg. 1Pe 1:10-12 .
,
 tempel Of, paleis; versta den tabernakel of tent der samenkomst. De tempel eigenlijk alzo genoemd, is eerst naderhand van Salomo gebouwd, hoewel David voorhad dien te bouwen, eer Gods wil door Nathan verstond.
Copyright information for DutSVVA