Isaiah 35
1) woestijn
Alle creaturen zullen zich daarover verblijden, dat de Heere
zijn rechtvaardige oordelen zal geoefend hebben over de vijanden
van zijn volk. Wijders, versta hier door de woestijn de
gelovigen, of de gemeente Gods, die tevoren was [als een
woestijn] dor, droog en onvruchtbaar, maar door Gods genade
verheerlijkt, verheven en vruchtbaar worden zou; vergelijk boven
Jes. 32:15,16, en hiet het volgende.
Isa 32.15,16
2) de dorre plaatsen
Hebreeuws, de dorrigheid, of de dorre; dat is, de dorre eenzame
plaatsen of landen.
3) hierover
Of, over deze [dingen]; te weten dat de vijanden van het volk
Gods alzo gestraft en verdelgd zullen worden, gelijk in Jes. 34:
gezegd is.
4) Zij zal lustig
Hebreeuws, het zal bloeiende bloeien, of zij; te weten de
woestijn; verstaande door de woestijn de gelovigen, gelijk op
Jes. 35:1 is aangetekend.
Isa 35.1
5) de heerlijkheid
Dat is, de kerk Gods is schoon, heerlijk en vruchtbaar gemaakt,
gelijk de Libanon, Karmel en Saron plachten te zijn, van welke
bergen zie Jes. 33:9.
Isa 33.9
6) zij zullen zien
Te weten de gelovigen zullen zien, dat is genieten, enz. Anders,
die [plaatsen], te weten de woestijn, Jes. 35:1.
Isa 35.1
7) Versterkt
Dat is, troost en versterkt elkander, o gij gelovigen, met de
overdenking dezer genade Gods, die Hij zijne kerk bewezen heeft.
Of, het is ene aanspraak aan de leraars. Zie Hebr. 12:12.
Heb 12.12
8) de struikelende
Zwakke, waggelende, loterende knien.
9) den onbedachtzamen
Zie Jes. 32:4.
Isa 32.4
10) ulieder
Te weten Jezus Christus, in het vlees geopenbaard.
11) [ter] wrake
Om de vijanden zijner kerk te straffen. Anderen nemen het aldus:
Ziet ulieder God, de wraak zal komen, de vergelding Gods, Hij
zelf zal komen, enz.
12) verlossen.
Of, behouden, zaligmaken.
13) Alsdan
Te weten als Christus zal gekomen zijn, Jes. 29:18, en Jes.
42:7. Christus heeft niet alleen de weldaden, die hier in dit en
enige der volgende verzen verhaald worden, aan veler
gebrekkelijke mensen lichamen gedaan, maar ook
geestelijkerwijze, doordien Hij ons met zijn Heiligen Geest
verlicht en wederbaart, doende alzo blijken zijn goddelijke
almachtigheid.
Isa 29.18 42.7
14) wateren
Door deze wateren moet men verstaan de verkondiging des
Evangelies en de gaven des Heiligen Geestes, die ten tijde van
Christus overvloedig over allerlei mensen, ook over de heidenen
[die tevoren als een woestijn en dorre heide geweest waren]
zullen uitgestort worden; zie Joh. 7:38,39.
Joh 7.38,39
15) uitbarsten,
Hebreeuws, gespleten worden. De zin is: De steenrotsen en de
aarde zullen opensplijten, opdat er wateren uit vlieten.
16) waar zij gelegen hebben,
Hebreeuws, hunlieder nederligging.
17) zal gras
De zin is: De gemeente der gelovigen zal met den Heiligen Geest
bevochtigd worden, hetwelk dezelve zal doen groeien en bloeien,
gelijk riet en biezen in vochtige plaatsen wassen. Anders: zal
de voorhof des riets en der bieze zijn. De zin is: Het land,
hetwelk geen ander nut noch oorbaar had, dan dat het den draken
diende om daar te liggen en hunne woonplaats te hebben, zal in
een lieflijk veld veranderd worden en het zal zijn als een zaal
vol riet en vol biezen.
18) een verheven baan
De zin is, de Christelijke kerk zal geen wilde onvruchtbare
woestijn zijn, maar in dezelve zal de rechte weg der zaligheid
gewezen worden, door het geloof aan Jezus Christus, die ons
reinigt van al onze zonden, en Hij geeft ons den Heiligen Geest,
die ons vernieuwt en herbaart tot een nieuw godzalig leven.
19) de onreine
Te weten die nog in zijne zonden ligt; zie Openb. 22:15.
Re 22.15
20) hij zal
Te weten dien weg.
21) voor deze zijn;
Te weten voor degenen, die heilig zijn, gelijk de weg heilig is,
dat is, voor de ware ledematen der Christelijke kerk, die door
den Heere vrijgekocht zijn, Jes. 35:10.
Isa 35.10
22) wandelt,
Reist, gaat, of gaan zal, te weten op dezen heiligen weg.
23) de dwazen
Dat is, degenen die in de goddelijke zaken niets verstaan, of de
eenvoudige Christenen.
24) zullen niet dwalen.
Dewijl zij een vaste en effen baan zullen hebben, op welke hen
de Heere zal voeren en leiden.
25) Daar zal geen leeuw
Dat is, geen duivel zal de gelovigen van den weg der zaligheid
trekken en afleiden, hoewel hij altoos rondom gaat als een
briesende leeuw, zoekende ons te verslinden. Zie Joh. 10:28, en
1 Petr. 5:8.
Joh 10.28 1Pe 5.8
26) geen verscheurend
Eigenlijk, geen inbreker, of doorbreker der gedierten.
27) de vrijgekochten
Versta hier vooreerst degenen, die uit de Babylonische
gevangenschap zouden verlost worden; doch inzonderheid hen, die
door den Heere zijn vrijgekocht, dat is verlost, namelijk aan de
ziel en aan het lichaam, door het bloed van Jezus Christus.
28) zullen wederkeren,
Dat is, zij zullen zich tot den Heere bekeren.
29) [tot] Sion
Te weten in de verzameling der gelovigen, eerstelijk hier op de
aarde, daarna in den hemel; Jes. 51:11; Openb. 22:14.
Isa 51.11 Re 22.14
30) verkrijgen,
Of, omvangen, vatten.