1 Samuel 13:7
17) Hebreen nu gingen over de Jordaan, Versta hier, het gemene volk, dat niet strijdbaar was. 18) kwam al het volk bevende achter hem. Hebreeuws, zo beefde al het volk achter hem. Dit schijnt dat te verstaan is van het volk, hetwelk zich verborgen had, 1 Sam. 13:6. 1Sa 13.6 1 Samuel 16:4
8) kwamen de oudsten der stad Hebreeuws, beefden hem tegemoet. Vergelijk boven, 1 Sam. 13:7; onder, 1 Sam. 21:1; Hos. 11:10. 1Sa 13.7 21.1 Ho 11.10 9) zeiden: Hebreeuws, zeide; te weten, een uit aller naam. 10) Is uw komst [met] vrede? Hebreeuws, is uw komen vrede? Zij dachten misschien dat Samuel voor Saul vluchtte, vermoedelijk gehoord hebbende dat Saul op hem vertoornd was, omdat hij hem had aangezegd dat God hem van het koninkrijk verstoten had; of misschien waren zij bezorgd dat zij een grote zonde begaan hadden, welke de profeet hun kwam openbaren, en om hun de straf Gods daarover te verkondigen. Isaiah 24:14
32) Die zullen Te weten die weinigen, die overgebleven zullen zijn en van God genade zullen verkregen hebben. 33) de heerlijkheid Of, majesteit, of hoogheid. 34) van de zee af. Dat is, zijnde in verre en vreemde landen, of waar zij anders wezen mogen. Isaiah 49:12
64) van het westen, Hebreeuws, van de zee; zie de aantekening Gen. 12:8. Ge 12.8 65) Sinim. Of, der Sinieten. Dezen wordt ook gedacht Gen. 10:17. Enigen menen dat deze volken wel mochten zijn de Chinezen. Ge 10.17 Hosea 3:5
16) David, hun koning; Namelijk den Heere Christus, hunnen Messias, David genoemd, omdat Hij zijn zoon naar het vlees zou zijn en David zijn voorbeeld geweest was; alzo Jer. 30:9; Ezech. 34:23, en Ezech. 37:24. Gelijk Hij naar den Geest God en de Heere van David en zijn volk was. Jer 30.9 Eze 34.23 37.24 17) vrezende komen tot den HEERE Hebreeuws, zullen vrezen tot, enz. Dat is, vrezende aankomen, uit bekentenis hunner onwaardigheid, ontzetting over de onverdiende grote goedheid Gods, die hun in het Evangelie zal worden voorgedragen, en bekommernis om dezen genadetijd tijdelijk waar te nemen en recht te gebruiken. Vergelijk onder Hos. 11:10,11; Micha 7:17, ook Jes. 13:8. Ho 11.10,11 Mic 7.17 Isa 13.8 18) laatste der dagen. Dat is, na een langen tijd, in het Nieuwe Testament, als de Messias zal verschenen zijn; want deze manier van spreken ziet juist niet op den allerlaatsten tijd, die voor de voleinding der wereld zal gaan. Zie Gen. 49:1; Jes. 2:2; Micha 4:1; Hebr. 1:1, enz. met de aantekening aldaar. Ge 49.1 Isa 2.2 Mic 4.1 Heb 1.1 Hosea 11:11
35) vogeltje Dat snellijk vliegt naar zijn aas, of nest, of den strik ontvliedt. 36) Egypte, Dat is, in alle plaatsen, waar zij verstrooid zijn, zullen zij zich met ijver begeven tot dien, die hen verlost uit geestelijk Egypte en Assyri, dat is, de slavernij des duivels en der zonde. Vergelijk Jes. 27:13; Zach. 10:10. Isa 27.13 Zec 10.10 37) duif Zie Jes. 60:8. Isa 60.8 38) wonen in hun huizen, Dat is, [naar den stijl der profeten]. Ik zal hen planten in mijne kerk, en door Christus geven rust en vrede in hunne conscientin, en na dit leven, hunne plaats in de hemelse woonsteden. Zie boven Hos. 2:13,17, met de aantekening en onder Hos. 12:10. Ho 2.14,18 12.9
Copyright information for
DutKant