‏ Genesis 11:5

13) kwam de HEERE neder,

Menselijk van den oneindigen en alwetenden God gesproken. De zin is: God wist en zag al hun vermetel en goddeloos bestaan, openbarende dat Hij zich bereidde ter straf.

14) kinderen der mensen

Zie boven Gen. 6:2.

Ge 6.2

‏ Genesis 35:13

23) voer God

Hebr. voer op van boven hem. God wordt gezegd op te klimmen en neder te dalen, de plaatsen niet veranderende, aangemerkt Hij overal is, maar de tekenen zijner tegenwoordigheid, die Hij openbaart door zijn nederdalen; gelijk boven, Gen. 11:5; Exod. 3:8, en Num. 11:17, of wegneemt door zijn opklimmen gelijk hier en boven, Gen. 17:22; Richt. 13:20.

Ge 11.5 Ex 3.8 Nu 11.17 Ge 17.22 Jud 13.20

‏ Numbers 11:25

37) in de wolk,

Te weten, die den tabernakel bedekte; Exod. 40:38. Anders, in een wolk. Deze was een teken van Gods majesteit en tegenwoordige verschijning. Alzo onder, Num. 12:5.

Ex 40.38 Nu 12.5

38) Geest, die op hem was,

Zie boven, Num. 11:17.

Nu 11.17

39) zij profeteerden,

Dit woord betekent hier, door de ingeving des Heiligen Geestes, de grote deugden en daden Gods uitspreken en verkondigen. Zie dit woord in zulk een zin 1 Sam. 10:5,6; Jo‰l. 2:28; Hand. 2:17.

1Sa 10.5,6 Joe 2.28 Ac 2.17

40) daarna niet meer.

Te weten, profeteerden zij niet meer, zijnde dit zichtbaar teken voor eens genoeg, om in den dienst, waartoe zij geroepen waren, in zichzelven verzekerd en voor het volk bevestigd te worden: gelijk ook daarna aan Saul geschied is; 1 Sam. 10:6,10,13. Anderen: en hielden niet op, te weten, te profeteren; dat is, van dien dag aan begaf hun de Geest de profetie niet.

1Sa 10.6,10,13

‏ Numbers 12:5

6) kwam de HEERE af

Zie boven, Num. 11:17.

Nu 11.17

7) wolkkolom,

Zie boven, Num. 11:25.

Nu 11.25
Copyright information for DutKant