Hebrews 13:8
11) gisteren en heden Dat is, gelijk Hij hun helper is geweest in alle zwarigheden, en gelijk zij op Hem hun vertrouwen hebben gesteld, en gelijk hun leer Christus Jezus alleen voor het vaste fundament der zaligheid heeft gehouden; alzo is Hij ook dezelfde altijd geweest en is nog dezelfde, en zal het in eeuwigheid blijven; als zijnde eenzelfde God en eenzelfde middelaar, zo wel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Zie 1 Cor. 3:11; Ef. 2:20; Openb. 1:8, en Openb. 22:13. 1Co 3.11 Eph 2.20 Re 1.8 22.13 Revelation of John 1:4
10) aan de Namelijk die Openb. 1:11 met name worden uitgedrukt, die van Paulus wel eerst waren gesticht, maar van Johannes daarna, als de langstlevende van al de apostelen opgebouwd en meer bevestigd zijn, gelijk al de oude geschiedenissen getuigen, dat hij te Efeze is gestorven. Doch onder deze zeven gemeenten worden alle andere gemeenten van Christus verstaan, daar enige van die gemeenten, niet zeer lang na den tijd van den apostel Johannes, vergaan of verstrooid zijn; gelijk daarom ook in het besluit van elken brief daarbij wordt gevoegd: Wie oren heeft om te horen, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Re 1.11 11) die in Hij bedoelt Klein-Azi, nu Anatoli of Natoli genoemd, waarin deze steden alle lagen. 12) van Hem Hierdoor wordt de eeuwige en onveranderlijke godheid van den Vader verstaan, en drukt de apostel hiermede uit den naam van Ehejeh, dat is: Ik zal zijn, die God Zichzelf geeft, Exod. 3:14, en den naam Jehova, waarmee de zelfswezige en onveranderlijke God alom in het Oude Testament wordt genaamd. Ex 3.14 13) de zeven Sommigen verstaan hier, door de zeven engelen, waarvan meermalen in dit boek gewag gemaakt wordt, die hier nevens God in dezen wens van genade en vrede zouden gesteld zijn, als werktuigen Gods en middelen, waardoor God Zijne gemeenten beschut, en Zijn genade menigmalen bewijst, gelijk Paulus 1 Tim. 5:21; Timothes betuigt voor God en Zijn uitverkorene engelen. Doch daar in dezen wens de genade en vrede van deze zeven geesten wordt gebeden met dezelfde woorden, waarmede deze van God, en daarna van Christus wordt gebeden, welke geen enkel schepsel kan gegeven worden, Jes. 42:8; Jak. 1:17, zo moet hier door deze zeven geesten verstaan worden de Heilige Geest, die ook een gever is van deze Evangelische genade en vrede, 2 Cor. 13:13, en daarom zeven geesten genoemd wordt, omdat Hij Zijn gaven in deze zeven gemeenten zo volkomen uitstort, alsof Hij zovele geesten ware; en wordt deze verklaring ook daaruit bewezen, dat deze zeven geesten nergens worden geteld onder degenen, die God of het Lam aanbidden, gelijk wel de vier dieren, de vier en twintig Ouderlingen, met al de scharen der heilige engelen hier doen; gelijk ook daaruit, dat deze zeven geesten uitdrukkelijk worden genoemd, Openb. 4:5, zeven lampen van vuur brandende voor den troon; dat is, de velerlei wijsheid en gaven van den Heiligen Geest, die den troon Gods bijzonder verlichten en versieren; gelijk ook Openb. 5:6, de hoornen en ogen; dat is, de macht en wijsheid van het Lam; en dat zij hier in een graad worden gesteld tussen God en tussen Christus. Doch hier wordt de Heilige Geest met Zijn gaven tussen de Vader en Christus gesteld, omdat de apostel van de weldaden en eigenschappen van Christus in het vervolg nog meer wil spreken. 1Ti 5.21 Isa 42.8 Jas 1.17 2Co 13.13 Re 4.5 5.6 Revelation of John 1:8
23) Alfa Deze wijze van spreken is genomen uit het Griekse A. B., in welke taal Johannes hier schrijft, waar de A., door hen genoemd Alfa, de eerste, en de grote O, door hen genoemd Omega, de laatste letter is, gelijk in den tekst ook wordt verklaard. 24) het begin Namelijk van alle dingen, hetwelk van God gezegd wordt, niet alleen omdat Hij van eeuwigheid v¢¢r alle schepselen geweest is, en, al is het dat de schepselen veranderen of vergaan, Hij evenwel altijd dezelfde blijft. Hebr. 1:11,12; maar ook omdat Hij de oorsprong en het einde is van allen, daar alle dingen van Hem en tot Zijn eer zijn; Spreuk. 16:4; Rom. 11:36. Zie ook Jes. 41:4, en Jes. 44:6. Heb 1.11,12 Pr 16.4 Ro 11.36 Isa 41.4 44.6 25) de Heere, Namelijk Christus, die zich hier aan Johannes openbaart, en van wien in Openb. 1:7 is gesproken; wien als den enigen God met den Vader, deze eigenschappen ook hierna Openb. 1:11,17, en Openb. 22:13, uitdrukkelijk worden toegeschreven. Re 1.7,11,17 22.13 Revelation of John 16:5
9) den engel der Dat is, die de fiolen over de rivieren en waterfonteinen had uitgegoten, gelijk hiervoor, Openb. 14:18, de engel des vuurs wordt genoemd, die de macht over het vuur had ontvangen, om de goddelozen te straffen. Re 14.18 10) en Die zijn zal, Anders lezen: en de heilige.
Copyright information for
DutKant