‏ Hosea 1:10

26) kinderen Isra‰ls zijn als het zand der zee,

Wien Ik in toekomenden tijden zal genadig zijn. Hier spreekt God van het genade werk, dat Hij voorhad aan zijn volk te bewijzen bij den tijd van het Nieuwe Testament, te weten aan Joden en heidenen, het Isra‰l Gods; zie Rom. 9:24,26; Gal. 3:28,29, en Gal. 6:16; want nu het vleselijk Isra‰l, zowel als de heidenen, Gods volk niet meer waren, zo moesten zij beiden door loutere en vrije genade aangenomen worden, welke God hier hun beiden toezegt.

Ro 9.24,26 Ga 3.28,29 6.16

‏ Romans 8:14-17

44) geleid worden,

Of, gedreven; dat is, in hun verstand verlicht, en in hun wil en genegenheden geregeerd en gestuurd worden, om te doen wat God behaagt.

45) die zijn kinderen Gods.

Dat is, die hebben de zekere kentekenen, dat zij van God door het geloof in Christus tot kinderen zijn aangenomen, Joh. 1:12, Ef. 1:13, hetwelk hij ook, door de eigen werking des Geestes, die de gelovigen ontvangen, in Rom. 8:15,16 bewijst.

Joh 1.12 Eph 1.13 Ro 8.15,16
46) den Geest der dienstbaarheid

Alzo noemt hij de werking des Geestes Gods door de wet, die de harten der mensen door de dreigementen tegen de overtreders verslaat en bevreesd maakt, gelijk daarvan een klaar voorbeeld is in de Isra‰lieten, als God de wet der tien geboden voor hen van den berg heeft uitgesproken; Exod. 20:19. Waarop de apostel hier ziet, alsook Hebr. 12:18,19.

Ex 20.19 Heb 12.18,19

47) den Geest der aanneming

Hierdoor wordt verstaan de genadige werking des Heiligen Geestes door de predikatie des heiligen Evangelies, die de harten der gelovigen verkwikt en van hunne aanneming tot kinderen verzekert; waartoe ook de volgende werkingen dienen. Zie Gal. 4:6; Ef. 4:30.

Ga 4.6 Eph 4.30

48) Abba, Vader!

Dat is, wij Hem vrijmoedig durven aanroepen als onzen Vader. Het woord Abba betekent in de Syrische taal Vader, hetwelk de apostel hier gehouden heeft, omdat het een woord is vol genegenheid, hetwelk de jonge kinderen bijna in alle talen behouden; en hij zet daarbij het woord Vader, niet alleen om hetzelve te verklaren, maar ook om de beweging en zonderlinge genegenheid der gelovigen in dit roepen tot God beter uit te drukken; gelijk ook Christus deze verdubbeling van het woord Vader tot dien einde heeft gebruikt in Zijn meeste benauwdheid, Mark. 14:36, en aan het kruis de verdubbeling van het woord Mijn God, Mijn God, Mark. 15:34. Ziet hierna Rom. 8:26.

Mr 14.36 15.34 Ro 8.26
49) getuigt met onzen geest,

Of, getuigt mede tot onzen geest. Dat is, de Heilige Geest beweegt niet alleen ons om God voor onzen Vader aan te roepen, maar getuigt ook inwendig tot onzen geest dat wij Gods kinderen zijn; of betuigt met onzen geest. Dat is, tezamen met onzen geest, die ons ook mede getuigt, door de aanmerking der kentekenen van het kindschap Gods, die onzen geest door Gods Geest in zichzelve bevindt; welke getuigenis, hoewel zij niet altijd even krachtig is in de gelovigen, zo openbaart zij nochtans zich menigmaal in hun meeste vernedering en benauwdheid.

50) van God,

Namelijk als van onzen Vader, die ons met zich deel geeft aan zijn hemelse goederen.

51) medeerfgenamen van Christus;

Namelijk als van onzen eerstgeboren broeder, dien dezelve van natuur toekomen, en die ons dezelve mede deelachtig maakt uit genade. Zie Rom. 8:29; Luk. 22:29; Hebr. 1:2.

Ro 8.29 Lu 22.29 Heb 1.2

52) met [Hem] lijden,

Dat is, gewillig zijn om te lijden, en in hetzelve lijdzaam, als het God belieft ons daartoe te roepen; Hand. 5:41; 2 Tim. 2:12. En hier begint de apostel het tweede deel van dit hoofdstuk, stellende verscheidene grondige redenen van troost voor, om de gelovigen in dit lijden te versterken, en van de eindelijke overwinning, naar zijn voorbeeld, te verzekeren.

Ac 5.41 2Ti 2.12

53) met [Hem] verheerlijkt worden.

Namelijk Christus, Filipp. 3:20,21.

Php 3.20,21

‏ Ephesians 1:5

14) te voren

Namelijk van eeuwigheid, gelijk in het Ef. 1:4. En hier wordt ten aanzien van ons het opperste einde van onze verkiezing tot heerlijkheid nader uitgedrukt; namelijk onze aanneming tot kinderen en erfgenamen Gods, en mede‰rfgenamen van Christus, waarvan wij hier wel de beginselen en verwachting hebben, Joh. 1:12; Rom. 8:15; maar de volle bezitting van dit kindschap en deze erfenis zullen wij hiernamaals eerst ontvangen. Zie Rom. 8:23; Gal. 4:5; Hebr. 9:15; 1 Joh. 3:2.

Eph 1.4 Joh 1.12 Ro 8.15,23 Ga 4.5 Heb 9.15 1Jo 3.2

15) in Zichzelven,

Of, tot Zichzelven, dat is, tot Zijne eer, om Zijns zelfs wil, voor Zichzelven, aan Zichzelven. Want God de Vader heeft ons in Christus tot Zijne kinderen en erfgenamen verordineerd; Rom. 8:17.

Ro 8.17

16) naar het welbehagen

Dat is, niet uit enige van onze verdienste of waardigheid, maar alleen naar Zijn onverdiende gunst, genade en believen. Zie Rom. 9:11,12,15,16, en Rom. 11:6; 2 Tim. 1:9; gelijk in Ef. 1:6 ook verklaard wordt.

Ro 9.11,12,15,16 11.6 2Ti 1.9 Eph 1.6

‏ Ephesians 2:3

9) wij allen eertijds

Namelijk die uit de Joden tot Christus bekeerd zijn, hetwelk hij daarbij doet om te bewijzen, dat hunne bekering, zowel als die der heidenen, uit enkel genade was geschied.

10) onzes vleses,

Dat is, onze verdorven natuur, gelijk deze wijze van spreken doorgaans voorkomt, welke Paulus verklaart Rom. 8:7,8, enz.

Ro 8.7,8

11) den wil des vleses

Grieks, de willen; dat is, lusten en genegenheden des vleses.

12) der gedachten;

Het Griekse woord dianoia, betekent het verstand, of het redelijke deel van de ziel des mensen, hetwelk v¢¢r zijne bekering den mens ook niet dan tot ijdelheid en wereldse dingen drijft. Zie Rom. 1:22, en Rom. 8:7; Col. 2:18.

Ro 1.22 8.7 Col 2.18

13) van nature

Of door de natuur; dat is van onze geboorte of moeders lijf aan, gelijk dit woord natuur ook genomen wordt Gal. 2:15, en elders. Zie Job 14:4; Ps. 51:7; Joh. 3:6; Rom. 5:12,13,14.

Ga 2.15 Job 14.4 Ps 51.5 Joh 3.6 Ro 5.12,13,14

14) kinderen des toorns,

Dat is, den toorn Gods vanwege onze aangeboren zonde onderworpen. Zie Rom. 1:18, en Rom. 9:22.

Ro 1.18 9.22

15) de anderen;

Namelijk de heidenen. Zie Rom. 3:9, enz.

Ro 3.9
Copyright information for DutKant