‏ Isaiah 1:1

1) Het gezicht

Dat is, hetgeen dat God den profeet Jesaja door een gezicht heeft geopenbaard en bevolen het volk te verkondigen. Doch in dit boek wordt niet gesproken van een, maar van vele en verscheidene gezichten, die de profeet gezien heeft.

2) Het gezicht

Van het woord gezicht zie Gen. 15:1.

Ge 15.1

3) Amoz,

Het wordt daarvoor gehouden, dat deze Amoz is geweest de broeder van Uzzia, den koning van Juda.

4) Uzzia,

Van deze vier koningen is te lezen in het tweede boek der Koningen van het 15e tot het 21e hoofdstuk.

‏ Hosea 1:1

1) Hosea, den zoon van Be‰ri,

In het Nieuwe Testament, in het Grieks genoemd Osee, Rom. 9:25. Denzelfden naam had ook eerst Jozua, Num. 13:16; idem de laatste koning van Isra‰l, 2 Kon. 17:1,6.

Ro 9.25 Nu 13.16 2Ki 17.1,6

2) koningen van Juda,

Hieruit blijkt dat deze profeet een zeer langen tijd, te weten tenminste, naar sommiger gevoelen, omtrent drie en veertig jaren geprofeteerd heeft. En of hij wel onder de andere koningen, die in Isra‰l dezen Jerobeam [niet den zoon van Nebat maar van Joas, een kindskind van Jehu] gevolgd zijn, ook geprofeteerd heeft, zo wordt nochtans deze alleen hier genoemd, omdat hij een en veertig jaar geregeerd heeft, en om te tonen dat de goddelijkheid dezer profetie, als welke al geschied is ten tijde als het koninkrijk der tien stammen nog in bloei was. Zie 2 Kon. 14:25, en voorts de histori‰n van de regering dezer koningen van Juda, 2 Kon. 15: tot 2 Kon. 21, en 2 Kron. 26: tot 2 Kron. 33, en vergelijk Amos 1:1.

2Ki 14.25 Am 1.1

‏ Joel 1:1

‏ Micah 1:1

1) Micha

Die onderscheiden moet worden van die anderen Micha, de zoon van Jimia, die geprofeteerd heeft ten tijde van Achab en Josafat; 1 Kon. 22:8, enz.; 2 Kron. 18:7, enz.

1Ki 22.8 2Ch 18.7

2) Morasiet

Zie Jer. 26:18, alwaar deze profeet en zijn profetie uitdrukkelijk gedacht wordt; zie ook onder Micha 1:14,15.

Jer 26.18 Mic 1.14,15

3) Jotham, Achaz [en] Jehizkia,

Ten tijde van deze koningen heeft Jesaja ook geprofeteerd, Jes. 1:1. Zie van de regering van deze koningen 2 Kon. 15. tot en met 2 Kon. 21: en 2 Kron. 27: tot en met 2 Kron. 33.

Isa 1.1

4) gezien heeft

Dat is, welk woord hem van God door gezichten is geopenbaard. Zie Ezech. 13:3; Amos 1:1, enz.

Eze 13.3 Am 1.1

5) over Samaria en Jeruzalem

Dat is, het koninkrijk Isra‰l, of van de tien stammen, en het koninkrijk van Juda. Samaria was de koninklijke hoofdstad van Isra‰l, gelijk Jeruzalem van Juda.

‏ Matthew 11:25

30) antwoordde Jezus

Dit schijnt te zien op het verhaal, hetwelk Hem de zeventig discipelen hadden gedaan, van de uitkomst van hunne reis, gelijk af te leiden is uit Luk. 10:17.

Lu 10.17

31) dank U,

Grieks, belijde; dat is, dank of prijs.

32) de wijzen en verstandigen verborgen hebt,

Namelijk naar het vlees, of van deze wereld. Zie 1 Cor. 1:20,26.

1Co 1.20,26

33) den kinderkens geopenbaard.

Dat is, die kinderen in het verstand zijn, of die klein geacht worden. Zie 1 Cor. 1:27, en 1 Cor. 14:20.

1Co 1.27 14.20

‏ Ephesians 3:5

9) Welke in andere

Namelijk verborgenheid, waarvan gesproken is in Ef. 3:3.

Eph 3.3

10) eeuwen den

Of, geslachten, tijden, namelijk v¢¢r de komst van Jezus Christus in het vlees en Zijne verheerlijking.

11) gelijk zij nu

Dit woord toont dat er wel enige openbaringen in het Oude Testament geschied zijn aan de profeten, van de roeping der heidenen tot de gemeenschap van den Messias, gelijk Paulus ook in den brief tot de Romeinen, Rom. 9, Rom. 10, Rom. 11, uit de wet en de profeten zulks bewijst; maar dat zulks nimmer zo klaar en zo onderscheidenlijk is geopenbaard als nu, en inzonderheid dit stuk, dat de heidenen tot de gemeenschap van Christus zouden worden geroepen zonder dat zij aan de besnijdenis en andere ceremoni‰n der wet zouden gehouden zijn; overmits meest al de voorgaande voorzeggingen der profeten figuurlijk zijn uitgesproken, en alzo schenen te luiden dat de heidenen tot de gemeenschap van dezelfde ceremoni‰n zouden gebracht worden. Welke voorzeggingen door de apostelen nu nader en duidelijker zijn verklaard, en betuigd dat zulks niet van de uiterlijke ceremoni‰n, maar van de geestelijke gemeenschap aan den godsdienst der Joden moet verstaan worden; gelijk Petrus door een gezicht door Christus nader is onderricht, Hand. 10:14,15; en gelijk de apostelen ook gezamenlijk dit hebben verklaard in hunne synode; Hand. 15.

Ac 10.14,15

12) en profeten,

Namelijk des Nieuwen Testaments, die den Geest der verklaring van Gods Woord buitengewoon hebben ontvangen, waarvan zie 1 Cor. 12:28; Ef. 4:11.

1Co 12.28 Eph 4.11
Copyright information for DutKant