‏ Leviticus 27:10

12) enigszins verwisselt,

Hebreeuws, verwisselende verwisseld.

13) dit,

Te weten, dat verwisseld was.

14) daarvoor verwisseld is,

Hebreeuws, zijn verwisselingen, of zijn verwisseling; dat is, wat in de plaats is van het verwisselde. Alzo onder, Lev. 27:33.

Le 27.33

‏ Deuteronomy 4:15

13) voor uw zielen;

Dat is, ten beste van uw zielen; draagt goede zorg voor uw zielen. Vergelijk Joz. 23:11; Jer. 17:21; Mal. 2:15,16.

Jos 23.11 Jer 17.21 Mal 2.15,16

‏ Psalms 106:20

33) hunne eer

Te weten, hunnen God, die hun rechte eer en onwaardeerlijke schat was; gelijk Jer. 2:11,; Rom. 1:23, die zich hun wonderbaarlijk openbaarde, hen tot zijn volk had aangenomen en een verbond met hen gemaakt had.

Jer 2.11 Ro 1.23

34) enen os,

Dat is, van een kalf.

‏ Jeremiah 2:11

24) Eer

Dat is, den waren God en godsdienst, in afgoden en afgoderij; zie Ps. 106:20, met de aantekening.

Ps 106.20

‏ Acts 17:29

62) de Godheid

Of, het goddelijke wezen.

63) mensenkunst

Grieks snijding, of gravering der kunst; dat is, dat door de kunst der mensen gesneden of gegraveerd is, gelijk de beelden en afgoden der heidenen waren.

Copyright information for DutKant