‏ Matthew 20:26

22) u niet zijn;

Namelijk mijn apostelen en alle anderen, die tot de dienst der kerk geroepen zullen worden, dewelken zulke wereldse wijze van heersen hier verboden wordt. Want anders zullen en mogen onder de Christenen ook koningen en heerschappijvoerders zijn; Ps. 2:10, en Jes. 49:23.

Ps 2.10 Isa 49.23

‏ Romans 13:4

18) Gods dienares,

Dat is, van God gesteld, om als een instrument Gods u te dienen.

19) u ten goede.

Dat is, om door dezelve alle goeds u toe te brengen en voor uw welvaren te zorgen. Zie de aantekeningen 1 Tim. 2:2.

1Ti 2.2

20) kwaad doet,

Dat is, de goede wetten der overheden overtreedt.

21) zo vrees;

Namelijk van hen daarover gestraft te zullen worden.

22) draagt het zwaard niet tevergeefs;

Dat is, heeft de macht ontvangen om de kwaaddoeners zelfs ook met den dood te straffen, Gen. 9:6; en laat niet zonder oorzaak het zwaard voor zich dragen, of draagt het aan zijne zijde, om te kennen te geven dat hij zulke macht heeft en die tegen de boosdoeners ook zal uitvoeren.

Ge 9.6

23) een wreekster

Namelijk van Gods wege, dien de wraak toekomt; Rom. 12:19.

Ro 12.19

24) tot straf dengene,

Grieks, toorn. Zie dergelijke Matth. 3:7; Luk. 21:23; Rom. 2:8.

Mt 3.7 Lu 21.23 Ro 2.8

‏ 1 Corinthians 3:5

8) door welken gij

Dat is, door wier dienst en prediking; Rom. 10:17.

Ro 10.17

9) een iegenlijk

Namelijk Zijner dienaren, wien Hij Zijne gaven verscheidenlijk uitdeelt. Zie 1 Cor. 12:4, enz.

1Co 12.4

‏ 2 Corinthians 11:23

41) Ik ben boven [hen]:

Dat is, ik heb in den dienst van Christus meer gedaan, geleden en uitgestaan dan zij, hetwelk hij met de volgende voorbeelden bewijst.

42) doods- [gevaar]

Gr. doden; dat is, merkelijke gevaren des doods. Zie dergelijke wijze van spreken 1 Cor. 15:31, en 2 Cor. 1:10.

1Co 15.31 2Co 1.10

‏ Ephesians 3:7

14) naar de werking

Dat is, na zijn krachtige werking, niet alleen waarmede ik ben geroepen, maar ook in mijn dienst versterkt en gezegend.

‏ 1 Timothy 3:8

20) diakenen insgelijks

Van de instelling en het bijzonder ambt der diakenen in het verzorgen der armen, zie Hand. 6:1,2, enz.

Ac 6.1,2

21) eerbaar [zijn],

Of stemmig; gelijk hiervoor 1 Tim. 3:4.

1Ti 3.4

22) tweetongig, niet

Grieks tweewoordig; dat is, ijdel en ongestadig van woorden.

‏ 1 Timothy 3:12

Copyright information for DutKant