‏ Psalms 127:3

11) een erfdeel des HEEREN;

Dat is, een zegen van den Heere gegeven, gelijk Job 20:29; Ps. 61:6; Jes. 54:17.

Job 20.29 Ps 61.5 Isa 54.17

12) des buiks vrucht

Dat is, de kinderen.

13) ene beloning.

Te weten, van den Heere gegeven. Men geeft somtijds beloning, die men schuldig is voor gedanen dienst, gelijk Gen. 30:28; Num. 18:31. Somtijds uit gratie of uit gunst, Rom. 4:4; gelijk God zijnen dienaren geeft; Gen. 15:1; Jes. 62:11.

Ge 30.28 Nu 18.31 Ro 4.4 Ge 15.1 Isa 62.11

‏ Isaiah 40:10

39) de Heere HEERE

Te weten Christus. Dit zijn nu de woorden van den profeet.

40) tegen den sterke,

Te weten den duivel van de hel, Matth. 12:29; Joh. 12:31; Col. 2:15; Hebr. 2:14; 1 Joh. 3:8. Anders: met een sterke [hand].

Mt 12.29 Joh 12.31 Col 2.15 Heb 2.14 1Jo 3.8

41) zal heersen;

Anders, zal over hem [te weten den Satan] heersen; dat is, Christus zal den duivel overwinnen. [Alzo wordt heersen voor overwinnen genomen, onder Jes. 41:2]. Hij zal hem zijne wapenen uittrekken en zijne macht benemen. Vergelijk Luk. 11:21; Joh. 12:31; Col. 2:15; Hebr. 2:14.

Isa 41.2 Lu 11.21 Joh 12.31 Col 2.15 Heb 2.14

42) Zijn loon

Dat is, de straf, die Hij dien sterke en deszelfs aanhangers geven zal, te weten den Satan en den goddelozen mensen, dien zal Hij de eeuwige verdoemenis geven en de genadige beloning aan zijne uitverkorenen. Vergelijk Rom. 2:6; Openb. 22:12.

Ro 2.6 Re 22.12

43) bij Hem,

Te weten bij den Heere; gelijk Jes. 62:11.

Isa 62.11

44) Zijn arbeidsloon

Hebreeuws, zijn werk; dat is, werkloon, of vergelding, die Hij den mensen naar hun werk geven zal; vergelijk Jer. 22:13, met de aantekening.

Jer 22.13

‏ Revelation of John 22:12

30) Ik kom haastelijk;

Van hier voort begint Christus zelf tot den apostel te spreken, tot het midden van Openb. 22:20, gelijk al de omstandigheden en Openb. 22:16 klaar meebrengen, en Hij bevestigt zo met Zijn eigen woorden hetgeen door den engel tevoren was verkondigd.

Re 22.20,16

31) gelijk zijn werk

Namelijk hetzij goed of kwaad; gelijk hiervoor meermalen is beloofd en gedreigd; zie 2 Cor. 5:10. Waardoor te kennen gegeven wordt, niet enige verdienste, maar een genadige beloning der goede werken, en een rechtvaardige straf en vergelding der kwade. Zie Rom. 6:23; Ef. 2:8, enz.

2Co 5.10 Ro 6.23 Eph 2.8
Copyright information for DutKant