Ruth 2:20
36) den HEERE, Dat is, van den Heere. Vergelijk Gen. 24:31, en onder, Ruth 3:10. Ge 24.31 Ru 3.10 37) Die Zijn weldadigheid niet heeft nagelaten Namelijk, Boaz. 38) levenden Aan u en mij. 39) doden! Voorts zeide Mijn verstorven man en beide zonen, zijnde van zijn bloed, om wier wil en gedachtenis hij ons beiden goed heeft gedaan; of, wien hij in hun leven goed heeft gedaan, gelijk hij nu aan ons doet, om hunnentwil. 40) lossers. Dat is, die recht heeft ons erfgoed en personen, vervreemd en verkocht zijnde, vanwege naaste bloedverwantschap te lossen, weder te kopen en vrij te maken, en zelfs ook u ten huwelijk te nemen, naar de wetten, Lev. 25:25,47, enz.; Deut. 25:5, enz.; Matth. 22:24, enz. Le 25.25,47 De 25.5 Mt 22.24 Proverbs 31:13
32) werkt Het Hebreeuwse woord asah is ook elders voor werken genomen. Zie Gen. 30:30; Exod. 31:4; Ruth 2:19, en de aantekening; 2 Kron. 2:7. Ge 30.30 Ex 31.4 Ru 2.19 2Ch 2.7 33) lust Alzo is de handen weigering, of ongenegenheid en onwil toegeschreven, boven Spreuk. 21:25. Pr 21.25 Matthew 20:12
8) gearbeid, Of, doorgebracht in de arbeid.
Copyright information for
DutKant