Song of Solomon 2:2
4) Gelijk De zin is: Zozeer als de lelie [vergeleken zijnde met de doornen] dezelve in schoonheid en heerlijkheid ver overtreft; alzo overtreft mijne liefste alle andere dochters, bij dezelve vergeleken zijnde; dat is, de ware kerk vergeleken zijnde bij andere vergaderingen, gaat dezelve alle in voortreffelijkheid ver teboven. 5) de doornen, De bozen en goddelozen worden in de Schrift [en ook, naar veler gevoelen, in deze plaats] doornen genoemd, eensdeels ten aanzien hunner onvruchtbaarheid in het voortbrengen van goede vruchten; anderdeels vanwege hun stekelige boosheden tegen de kinderen Gods; zie Num. 33:35; Spreuk. 22:5; Ezech. 28:24. Nu 33.35 Pr 22.5 Eze 28.24 6) dochteren. Dochteren worden in de Heilige Schrift genoemd de verzamelingen der mensen, somtijds der goeden, als: de dochter Zions; dat is de gemeente Gods; Jes. 37:22; somtijds der kwaden, als: de dochter Babels; Ps. 137:8, de dochter Edoms; Klaagl. 4:21. Isa 37.22 Ps 137.8 La 4.21 Isaiah 5:1
1) mijn Beminde Aldus noemt de profeet Jezus Christus driemaal in Jes. 5:1. De zin is: Hij is de Bruidegom zijner gemeente; ik ben zijn dienaar en vriend; Hoogl. 2:2; Joh. 3:29. Isa 5.1 So 2.2 Joh 3.29 2) een lied Dat is, een lied, hetwelk Hij mij zelf heeft ingegeven en in mijnen mond gelegd, dit zal ik zingen en ook beschrijven, opdat het niet vergeten worde, maar van allen man moge onthouden, gelezen en gezongen worden, gelijk Mozes ook te dien einde een lied gemaakt heeft, Deut. 32. 3) van Zijn wijngaard; Dat is, van zijne gemeente. Zie dergelijke manier van spreken onder Jes. 5:7, en Exod. 15:17; Ps. 44:3, en Ps. 80:9; Jes. 27:2; Jer. 2:21; Matth. 21:33; Mark. 12:1; Luk. 20:9; Joh. 15:1. Isa 5.7 Ex 15.17 Ps 44.2 80.8 Isa 27.2 Jer 2.21 Mt 21.33 Mr 12.1 Lu 20.9 Joh 15.1 4) op een vetten heuvel. Hebreeuws, op een hoorn van een zoon der olie, of vettigheid; dat is, in een uitnemende plaats van vetten vruchtbaren grond. Zie Job 5:7. Job 5.7 John 3:29
49) de vriend des Dat is, ik die de vriend en getrouwe dienaar des bruidegoms ben, de bruid dat is de gemeente, tot Christus haren bruidegom, gebracht heb, die haar nu zelf ontvangt en aanspreekt. Zie 2 Cor. 11:2; Ef. 5:25. 2Co 11.2 Eph 5.25 50) de stem des bruidegoms. Wanneer hij zijne bruid ontvangt en aanspreekt.
Copyright information for
DutKant