1 Chronicles 25:1

1) de oversten

Dat is, de overste der Levieten, want in de wet werden de Levieten in hun menigten en geestelijke bedieningen ook een heir genoemd, Num. 4:23, maar versta zulk een heir, dat den godsdienst en de geestelijke zaken moest bezorgen; daarom hadden zij hun leger in de woestijn bij den tabernakel, Num. 3. De oversten nu, of de hoofden van dit geestelijke heir waren de priesters, en onder de gemene Levieten de hoofden der vaderlijke huizen van Gerson, Kehath en Merari, met welker raad, en ten overstaan van welken David, als mede een profeet zijnde, deze kerkelijke orde gemaakt heeft.

Nu 4.23

2) die onder hen geteld werden,

Hebreeuws, En hun getal was mannen des werks tot hun dienst, [mannen des werks] dat is, mannen die bekwaam waren tot het werk.

1 Chronicles 25:7

16) allen meesters,

Hebreeuws, verstandigen, of, verstand gevende; dat is, leraars, die anderen [namelijk hun leerjongens] leerden de psalmen zingen en verstaan.

17) tweehonderd acht en tachtig.

Deze twee honderd acht en tachtig, gevoegd zijnde bij hunne discipelen, vermeld, boven, 1 Kron. 23:5, maken samen vier duizend.

1Ch 23.5
Copyright information for DutKant