1 Chronicles 29:1

1) tot de ganse gemeente:

Zie boven, 1 Kron. 28:1.

1Ch 28.1

2) alleen verkoren,

Hebreeuws, enen; te weten, uit al mijn zonen. Hierom heeft hem David nog tijdens zijn leven tot koning laten kronen, en de andere zonen Davids hebben met handslag beloofd Salomo te gehoorzamen, 1 Kron. 29:24.

1Ch 29.24

3) een jongeling

Salomo had toen ter tijd een vrouw getrouwd, gelijk uit den ouderdom van zijn zoon Rehabeam is af te nemen, 2 Kron. 12:13, want hij heeft veertig jaren geregeerd, 2 Kron. 9:30, en zijn zoon Rehabeam was een en veertig jaren oud toen hij koning werd na Salomo's dood; waaruit dan blijkt dat Rehabeam een jaar oud was toen Salomo als koning gekroond is; doch David noemt hem hier, met reden, jong omdat hij toentertijd naar sommiger rekening, maar omtrent achttien of negentien jaren oud was en broeders had, die ouder waren dan hij.

2Ch 12.13 9.30

4) dit werk daarentegen

Te weten, de bouw des tempels, welken Salomo moest uitvoeren.

Ezra 10:9

14) negende maand

Genoemd Chisleu, passende voor een deel op November, voor een deel op December.

15) straat van Gods huis,

Zie Neh. 2:8. Waaruit sommigen afnemen dat hier verstaan wordt de plaats van het voorhof des tempels, die te dezer tijd nog open en onbemuurd geweest is.

Ne 2.8

16) sidderende

Uit conscientie hunner misdaad en vrees van Gods straf.

Copyright information for DutKant