1 Chronicles 29:24

30) dat zij

Dat is, dat zij Salomo voor hunnen koning en overheer kenden en aannamen. Hebreeuws, gaven de hand onder den koning Salomo.

Ezra 10:19

30) gaven hun hand,

Dat is, zij beloofden bij handtasting. Vergelijk 2 Kon. 10:15.

2Ki 10.15

31) voor hun schuld.

Zie Lev. 4:3, enz., waar den priesters zowel als den gemenen man bevolen wordt, nevens de schuldbekentenis, hun offerande te brengen.

Le 4.3

Jeremiah 50:15

39) hand gegeven;

Dat is, zich den Perzen en Meden onderworpen. Zie 2 Kron. 30:8, met de aantekening.

2Ch 30.8

40) doet haar,

Gelijk onder Jer. 50:29.

Jer 50.29
Copyright information for DutKant