1 Chronicles 9:25

34) broeders

Dat is, maagschap, bloedverwanten.

35) inkomende

Te weten, binnen Jeruzalem, om den godsdienst waar te nemen in den tempel, als de een afging, zo kwam de ander aan, altijd van zeven dagen tot zeven dagen.

36) met hen [te dienen;]

Te weten, met de oversten, van welken boven, 1 Kron. 9:17,21, gesproken is. Deze oversten bleven altijd te Jeruzalem, wonende in den tempel.

1Ch 9.17,21

1 Chronicles 24:7

12) ging uit voor Jojarib,

Men trok het lot uit emmers, of uit enig ander vat.

1 Chronicles 24:18

2 Chronicles 25:8

15) doe het,

Hij spreekt spottenderwijze, zo te verstaan gevende, indien hij de aangenomen Isra‰lieten gebruikte, dat het hem niet wel vergaan zou. Zulke geboden spottenderwijze gegeven, dienen om de mensen te berispen en te dreigen. Zie 1 Kon. 22:15.

1Ki 22.15

Jeremiah 35:4

5) man Gods;

Dat is, profeten. Zie Deut. 33:1, en Richt. 13:6. Deze omstandigheden dienden om aan de zaak te meer aanzien en geloof te maken bij de hardnekkige Joden.

De 33.1 Jud 13.6

6) welke is

Te weten kamer.

7) oversten kamer,

Of, prinsen, dat is, regeerders; versta des tempels, of des heiligdoms [zie Jes. 43:28], als daar waren de hoofden der priesters en Levieten, en voornamelijk de hogepriester en de naasten aan hem. Zulke Hebreeuwse woorden worden gebruikt van kerkelijke en politieke diensten. Vergelijk boven Jer. 20:1 en Jer. 29:26; idem Gen. 41:45; Num. 3:32; 1 Cor. 12:28, enz.

Isa 43.28 Jer 20.1 29.26 Ge 41.45 Nu 3.32 1Co 12.28
Copyright information for DutKant