1 Corinthians 1:29-31

67) geen vlees

Dat is, geen mens, gelijk Gal. 2:16, namelijk alsof er iets in hem ware, waardoor God bewogen zou zijn om hem deze genade meer dan andere te doen.

Ga 2.16
68) uit Hem zijt

Dat is, uit Zijne genade en kracht; gelijk Rom. 11:36. Zie 1 Joh. 4:1,2,4,6.

Ro 11.36 1Jo 4.1,2,4,6

69) in Christus

Dat is, met Christus, door het geloof verenigd; Rom. 8:1.

Ro 8.1

70) wijsheid van

Dat is, een oorzaak en stof van alle rechte wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking.

71) verlossing.

Namelijk van alle kwaad en ellenden des lichaams en der ziel, welke volkomen zal geschieden ten uitersten dage, die daarom de dag der verlossing genaamd wordt; Ef. 4:30. Zie ook Luk. 21:28; Rom. 8:23.

Eph 4.30 Lu 21.28 Ro 8.23
72) roeme in den

Dat is, alles Hem alleen toeschrijve, met dankzegging; Jer. 9:23.

Jer 9.23

Ephesians 2:8-9

24) uit genade zijt

Of, door de genade, namelijk van God in Christus, gelijk in Ef. 2:7 is verklaard.

Eph 2.7

25) zalig geworden

Dat is, van de zonde en de straf der zonde verlost, en tot erfgenaam der eeuwige zaligheid gesteld.

26) door het geloof;

Namelijk waardoor deze genade Gods in Christus van ons wordt aangenomen en ons toege‰igend; Joh. 1:12; Rom. 3:24,25.

Joh 1.12 Ro 3.24,25

27) dat niet uit u,

Namelijk dat is niet uit u, dat gij gelooft. Want anders zou de apostel ‚‚n ding tweemaal zeggen, en niet alleen de zaligheid zelve, maar ook het geloof is ene gave Gods. Zie Filipp. 1:29; 2 Tim. 1:9, enz.

Php 1.29 2Ti 1.9
28) Niet uit de

Namelijk noch in het geheel, noch ten dele. Zie Rom. 4:4,5, en Rom. 11:6; gelijk ook de volgende woorden uitwijzen.

Ro 4.4,5 11.6
Copyright information for DutKant