1 Corinthians 12:28

68) in de gemeente gesteld,

Namelijk om in dezelve enige diensten te bedienen. Van welke bedieningen hij nu verder handelt, tot verklaring van 1 Cor. 12:5.

1Co 12.5

69) ten eerste apostelen,

Van het woord apostelen, zie Luk. 6:13. Dezen wordt de eerste en voornaamste plaats toegeschreven onder de kerkedienaars des Nieuwen Testaments, omdat zij van Christus zelf zonder middel van mensen geroepen waren, Gal. 1:1, in het leren niet konden dwalen, door de gehele wereld gezonden werden om te prediken, en met bijzondere macht om wonderen te doen en de ongehoorzamen te straffen, voorzien waren.

Lu 6.13 Ga 1.1

70) ten tweede profeten,

Zie 1 Cor. 12:10, en Rom. 12:7; Ef. 4:11.

1Co 12.10 Ro 12.7 Eph 4.11

71) leraars, daarna

Dat is, die gewoonlijk geroepen zijn om de Schrift tot stichting der gemeente uit te leggen, en de leer derzelve tegen de valse leraars voor te staan en te verdedigen. Zie Ef. 4:11.

Eph 4.11

72) krachten, daarna

Dat is, die begaafd zijn met de gave om door wonderen de leer te bevestigen, en met macht om de hardnekkigen wonderbaarlijk te straffen.

73) gaven der gezondmakingen,

Die zulke gave hebben om door wonderen ongeneeslijke en alle andere ziekten te genezen. Zie 1 Cor. 12:9.

1Co 12.9

74) behulpsels,

Dat is, die de armen en kranken bezorgen en helpen.

75) regeringen,

Dat is, die gesteld zijn, om de gemeente in goed orde te houden en te bestieren, welke zijn de ouderlingen; Rom. 12:8; 1 Tim. 5:17.

Ro 12.8 1Ti 5.17

76) menigerlei talen.

Gr. soorten van tongen. Zie 1 Cor. 12:10.

1Co 12.10

1 Corinthians 14:1

1) de liefde na,

Gr. vervolgt de liefde. Dit is het besluit van het voorgaande hoofdstuk.

2) ijvert

Dat is, tracht evenwel daarnaar, dat de een den anderen daarin moge overtreffen.

3) om de geestelijke

Om de buitengewone gaven te verkrijgen, die de Heilige Geest toen in velen wrocht. Zie 1 Cor. 12:1,8,9,10. Hoewel men ook moet ijveren om de gewone gaven.

1Co 12.1,8,9,10

4) profeteren.

Wat dit is, zie Rom. 12:7; 1 Cor. 12:10, en 1 Cor. 14:3.

Ro 12.7 1Co 12.10 14.3

1 Corinthians 14:3

11) die profeteert,

Dat is, die profetische schriften in een bekende taal uitlegt. Zie 1 Cor. 14:1.

1Co 14.1

12) spreekt den mensen

Dat is, spreekt alzo, dat de mensen het kunnen verstaan en daaruit vrucht scheppen.

13) stichting en vermaning

Dat is, hetgeen dienen kan tot stichting of onderwijzing der onwetenden, vermaning der ongeregelden en vertroosting der bedroefden. Tot deze drie nuttigheden moeten alle uitleggingen van Gods Woord gepast worden; Rom. 15:4; 2 Tim. 3:16. En hierom is de gave van profeteren beter dan van vreemde talen, omdat daardoor deze nuttigheden niet worden bekomen.

Ro 15.4 2Ti 3.16

Ephesians 4:11

26) tot apostelen,

Van het onderscheid tussen apostelen en profeten, zie de aantekeningen 1 Cor. 12:28.

1Co 12.28

27) tot evangelisten,

Van dezer ambt, zie Hand. 21:8.

Ac 21.8

28) tot herders

Enige onderscheiden deze twee ambten alzo, dat de herders de gemeente niet alleen zouden leren en onderwijzen, maar ook door de kerkelijke tucht leiden en regeren, gelijk de herders de schapen doen, en dat de leraars alleen bezig zouden zijn om de Schrift te verklaren, en de waarheid der leer tegen de ketterijen en dwalingen te verdedigen. Doch alzo het woord sommigen hier tussen niet staat, gelijk in de voorgaande verscheidene beroepingen, zo nemen het anderen voor enerlei ambt; en dat deze twee namen hier bijeenstaan om aan te wijzen dat alle herders ook leraars moeten zijn, gelijk deze twee namen de een voor den ander in de Schrift dikmaals worden gesteld, en Paulus deze twee zaken bijeenvoegt in de beproeving der kerkedienaars, 1 Tim. 3, en Tit. 1.

Copyright information for DutKant