1 Corinthians 12:9-10

22) het geloof,

Namelijk van wonderen te doen, hetwelk is een bijzonder vertrouwen, dat God hierin ons zal geven, hetgeen wij van Hem in Christus' naam zullen bidden, te boven gaande den loop der natuur. Zie Matth. 17:20; Hand. 14:8; 1 Cor. 13:2.

Mt 17.20 Ac 14.8 1Co 13.2

23) door denzelfde Geest; en een anderen

Gr. in denzelfden Geest.

24) der gezondmakingen

Namelijk niet door gewone middelen van medicijnen, maar met een woord, met aanraken of anderszins bij wonder, gelijk Petrus, Hand. 3:6, Paulus, Hand. 28:8. Zie ook Hand. 14:3, en Hand. 19:11,12; Jak. 5:14,15.

Ac 3.6 28.8 14.3 19.11,12 Jas 5.14,15

25) door denzelfde Geest;

Gr. in.

26) de werkingen der krachten;

Hierdoor wordt verstaan de gave om wonderen te doen, niet alleen tot hulp en dienst der mensen, maar ook tot straf der huichelaars of vijanden van Christus en van Zijne leer. Zie Hand. 5:5, in Petrus, en Hand. 13:11, in Paulus.

Ac 5.5 13.11

27) profetie; en een

Dat is om toekomende dingen zekerlijk tevoren te zeggen, welke gave gehad hebben Agabus, Hand. 11:27,28, en Hand. 21:10; de vier dochters van Filippus, Hand. 21:9, of ook om de profetische schriften uit te leggen, tot stichting, vermaning en vertroosting, 1 Cor. 14:3; zie Rom. 12:7. Dan, hier schijnt het voor de eerste soort van profeteren genomen te worden.

Ac 11.27,28 21.10,9 1Co 14.3 Ro 12.7

28) onderscheidingen der geesten;

Dat is, de gave om de oprechte en valse leraars te onderkennen, en de gemeente voor de valse te waarschuwen. Zie 1 Joh. 4:1.

1Jo 4.1

29) menigerlei talen;

Gr. soorten van tongen; namelijk die zij niet geleerd hebben, maar die zij door een bijzonder wonder en goddelijke onderwijzing en ingeven kunnen spreken. Zie Mark. 16:17, en Hand. 2:4.

Mr 16.17 Ac 2.4

30) der talen.

Gr. der tongen; dat is, die hetgeen in een onbekende taal geschreven of gesproken was, met een bekende taal duidelijk konden uitleggen en anderen, die dezelve niet verstaan, verklaren.

Copyright information for DutKant