1 Corinthians 15:22-23

54) in Adam

Of, door Adam; dat is, door de zonde die Adam heeft gedaan, en al zijne nakomelingen in hem, als zijnde in zijne lenden; Rom. 5:12.

Ro 5.12

55) sterven, alzo zullen

Dat is, de schuld en noodzakelijkheid van te sterven, of van den tijdelijken dood [want van deze wordt hier alleen gesproken] over zich gehaald en gebracht hebben.

56) in Christus

Of, door Christus.

57) allen

Namelijk gelovigen, die in Christus zijn ontslapen; gelijk de tegenstelling hier vereist. Want hoewel Christus alle mensen in het algemeen zal opwekken, ook de goddelozen en ongelovigen, als hun rechtvaardige rechter, om hen aan lichaam en ziel eeuwiglijk te straffen, Matth. 25:32; Joh. 5:28; Hand. 24:15; 2 Cor. 5:10; Openb. 20:12,13, zo worden hier nochtans verstaan degenen, die van Christus zijn en die Hij opwekken zal als hun hoofd, waarvan hij de eersteling is, 1 Cor. 15:23.

Mt 25.32 Joh 5.28 Ac 24.15 2Co 5.10 Re 20.12,13 1Co 15.23

58) levend gemaakt worden.

Dat is, opgewekt uit de doden. Want daarvan wordt hier gesproken, niet van de geestelijke levendmaking.

59) in zijne orde;

Namelijk van den tijd van God daartoe bestemd.

60) de eersteling Christus

Dat is, gelijk tussen de opoffering der eerstelingen en het inzamelen der vruchten enigen tijd tussenbeiden was, Exod. 23:16, en Exod. 34:22, alzo is er ook tijd tussen de opstanding van Christus en der gelovigen.

Ex 23.16 34.22

61) die van Christus zijn,

Dat is, die Hem toebehoren, die Zijne lidmaten zijn, Hem door een waar geloof ingelijfd. Zie de aantekeningen op 1 Cor. 15:22.

1Co 15.22

62) in Zijne toekomst.

Namelijk om te oordelen de levenden en doden, ten uitersten dage.

Colossians 1:18

39) het Hoofd des

In de voorgaande verzen heeft Hij gesproken van de uitnemendheid des persoons van Christus, als den eeuwigen Zoon Gods, en Schepper en onderhouder van alle dingen, nu bewijst Hij ook de uitnemendheid Zijns persoons boven al Zijn uitverkoren leden, ten aanzien dat Hij als God en mens een Middelaar is geworden tussen God en de mensen; waarvan het eerste is, dat Hij het geestelijk lichaam is, hetwelk van Hem door Zijne verdienste en Geest alle geestelijk leven en zaligheid ontvangt; waarvan zie Ef. 1:22, en Ef. 4:15,16.

Eph 1.22 4.15,16

40) het Begin is,

Dat is, de eersteling uit de doden, gelijk Hem Paulus alzo noemt 1 Cor. 15:20; en Christus wordt alzo genoemd, omdat Hij niet alleen is degene, die door Zijn eigen kracht is opgestaan, en door wiens kracht alle anderen opgestaan zijn, en hiernamaals opstaan zullen, maar ook omdat Hij de eerste is, die tot de eeuwige heerlijkheid opgestaan is, opdat Hij al Zijne gelovigen met Hem tot dezelfde heerlijkheid hiernamaals zou verwekken. Zie 1 Cor. 15:23; 1 Thess. 4:14, enz.

1Co 15.20,23 1Th 4.14

41) Eerstgeborene

Dat is, de eerstgeborene onder degenen, die tot de eeuwige heerlijkheid uit de doden zullen opstaan, waardoor, gelijk ook door het woord begin, te kennen gegeven wordt, niet alleen dat Hij de eerste in orde is en de oorzaak van de opstanding der anderen, maar bovendien ook dat Hij in heerlijkheid boven anderen, zelfs naar Zijn menselijke natuur, verre zal uitsteken, gelijk de eerstgeborenen in het Oude Testament boven al hunnen broeders gezet waren, hetwelk ook de volgende woorden, opdat Hij, enz., merkelijk medebrengen.

42) in allen de

Of, onder allen, namelijk Zijne broeders.

Copyright information for DutKant