1 Corinthians 16:13

40) Waakt,

Namelijk tegen de listen en lagen des satans; 1 Petr. 5:8.

1Pe 5.8

41) staat in het geloof,

Dat is, blijft standvastig; 1 Cor. 15:58.

1Co 15.58

42) houdt u mannelijk,

Namelijk in alle zwarigheden en gevaren, dat gij kloekmoedig dezelve overwint.

43) zijt sterk.

Namelijk naar de ziel met een geestelijke sterkte aangedaan, om daardoor alle verzoekingen tegen te staan en te overwinnen.

2 Corinthians 1:24

51) heerschappij voeren

De apostel spreekt alzo om te verzachten hetgeen hij terstond tevoren gezegd had van hen niet te sparen; waarvan de zin is dat hij zulks niet zeide om hen te dreigen of te overmeesteren als een heer over hen en hun geloof, maar om hen als een dienaar en medewerker van Christus tot rechte erkentenis en betering van hunne fouten, en vervolgens tot rechte blijdschap met hem te brengen, tevoren, eer hij tot hen kwam, en om hun geloof, waarin zij stonden, alzo meer en meer te versterken, gelijk in het begin van het volgende hoofdstuk verklaard wordt.

Philippians 1:27

85) wandelt

Of, draagt u. Het Griekse woord betekent, als een goed burger zich behoorlijk in zijne stad gedragen, zijnen omgang en wandel stellen. Zie ook Filipp. 3:20.

Php 3.20

86) waardiglijk het

Dat is, gelijk betaamt dengenen, die de leer des Evangelies hebben geleerd en aangenomen. Zie Ef. 4:1; 1 Thess. 2:12.

Eph 4.1 1Th 2.12

87) een gemoed

Grieks ziel. Zie Hand. 4:32. Door den geest wordt betekend het verstand, en door de ziel de wil en genegenheid. Of, het ene kan ene verklaring zijn van het andere. Anderen verstaan door dit woord geest den Heiligen Geest.

Ac 4.32

Philippians 4:1

1) dan, mijn geliefde

Namelijk dewijl onze burgerlijke verkering in den hemel is, en aldaar zulk ene heerlijkheid naar lichaam en ziel van Christus ons bereid is, gelijk in het laatst van het voorgaande hoofdstuk verklaard wordt, waarop deze woorden zien.

2) zeer gewenste

Grieks zeer begeerde; dat is, die ik met grote begeerte en genegenheid des harten bemin, en naar welke ik zeer verlang. Zie Filipp. 1:8.

Php 1.8

3) mijn blijdschap

Dat is, die mij oorzaak geeft, dat ik mij over uw geloof en Christelijken wandel verblijd en verheug.

4) en kroon,

Dat is, ene eer en sieraad van mijn dienst, door welke gij tot Christus bekeerd zijt. Alzo wordt een deugdzame vrouw genaamd ene kroon haars mans, Spreuk. 12:4, en godzalige kinderen ene kroon hunner ouders, Spreuk. 17:6. Zie 1 Thess. 2:19; Openb. 3:11.

Pr 12.4 17.6 1Th 2.19 Re 3.11

5) staat

Dat is, blijft standvastig; ene gelijkenis, genomen van krijgslieden, die in den strijd niet wijken noch vluchten, maar staande blijven. Zie 1 Cor. 16:13; Gal. 5:1; Ef. 6:11; Col. 4:12; 2 Thess. 2:15.

1Co 16.13 Ga 5.1 Eph 6.11 Col 4.12 2Th 2.15

6) alzo

Namelijk gelijk gij tot nog toe gedaan hebt. Of, gelijk ik u nu onderwezen heb.

7) in den Heere,

Dat is, in het geloof en de gehoorzaamheid des Heeren Christus. Of, door de kracht des Heeren.

Copyright information for DutKant