‏ 1 Corinthians 2:11-12

27) de geest des

Dat is, de redelijke ziel en het verstand des mensen weet wat in hem is. Zie 1 Joh. 3:20.

1Jo 3.20

28) niemand hetgeen

Namelijk onder de schepselen. Want de Zoon kent den Vader, en de Vader den Zoon, Matth. 11:27, en hier ook de Heilige Geest, als een enig God met den Vader en den Zoon; Rom. 8:27.

Mt 11.27 Ro 8.27
29) der wereld,

Dat is, die wereldse dingen leert en in wereldse dingen zijn vermaak heeft, of geluk stelt.

30) die uit God is,

Dat is, die van God uitgaat en Zijnen kinderen beloofd en gegeven wordt; Joh. 14:16; Rom. 8:15.

Joh 14.16 Ro 8.15

31) geschonken zijn;

Namelijk tot onzen troost en onze zaligheid, dat is, Christus en Zijne weldaden; Rom. 8:32; Col. 2:9,10.

Ro 8.32 Col 2.9,10
Copyright information for DutKant